Dit is het laatste deel van mijn serie over het requisitoir van het Openbaar Ministerie (OM) inzake het 8-decemberproces.
In deel 1 heb ik aangetoond dat het OM grote fouten maakt die in een rechtsstaat niet zouden mogen plaatsvinden. Het OM legt de Amnestiewet naast zich neer en respecteert daarmee de scheiding der machten niet meer.
In deel 2 heb ik uitgelegd hoe het OM aantoonbaar onbetrouwbare getuigenissen als die van Derby opvoert als betrouwbaar.
In deel 3 heb ik aangegeven dat het OM heeft nagelaten om een essentieel onderdeel van een strafzaak ā het motief van de dader ā te behandelen en daardoor de beginselen van een rechtsproces met de voeten treedt.
In dit deel ga ik in op hoe het OM omgaat met de besluitvorming met betrekking tot de decembermoorden.
Het OM wil bewijzen dat de opdracht voor de decembermoorden door Bouterse is gegeven. Bouterse zelf zegt in het interview met mij het volgende: De militaire leiding had informatie over een op handen zijnde tegencoup die ondersteund werd door buitenlandse krachten. In maart 1982 vond de Rambocus coup plaats en hij speelde weer een belangrijke rol in de nieuwe coup die in december 1982 zou moeten plaatsvinden. Onder die omstandigheden besloot de legerleiding om mensen die de inlichtingendiensten geĆÆdentificeerd hadden als deel van een netwerk, te arresteren.
Vervolgens werden er drie opties besproken in de legerleiding: Bouterse, Horb en Bhagwandas. Die opties waren: de mensen voor het gerecht brengen, de mensen naar het buitenland verbannen of de mensen executeren. Bouterse geeft in het interview met mij aan, dat hij de mensen wilde verbannen en daarvoor de nodige voorbereidingsmaatregelen had getroffen met de SLM. Horb was voor executies en Bhagwandas zweeg. Hij stelde toen voor om een definitief besluit uit te stellen. Toen hij uit het fort vertrok, is het besluit voor executies zonder hem genomen.
Hij verklaarde dat hij niet weet wat er toen precies is gebeurd. In een uitgebreide discussie met mij, heb ik gesteld dat ik dat ongeloofwaardig vind. Ik denk dat hij het wel weet, maar niet zijn oude kameraden de schuld in de schoenen wilde schuiven, zeker nu ze dood zijn en zich niet kunnen verdedigen.
Volgens Bouterse was de besluitvorming nog niet afgerond en was hij in de discussie tegen executies. Nu hoef je Bouterse niet te geloven. Maar als OM heb je de plicht om bewijzen te leveren voor de stelling dat Bouterse het besluit had genomen om de mensen te executeren. Sterker nog, de bewijzen moeten ā om een juridische term te gebruiken ā buiten gerede twijfel zijn. Dat wil zeggen dat de bewijsvoering zodanig moet zijn, dat daar niet aan kan worden getwijfeld. De Amerikanen gebruiken de term ābeyond reasonable doubtā.
Welk bewijs heeft het OM buiten gerede twijfel dat Bouterse het besluit tot executies heeft genomen? Is er een bandopname waarop Bouterse het bevel tot executie geeft? Nee. Zijn er notulen van een vergadering? Nee. Dus moet je het hebben van getuigenverklaringen. Bouterse zegt dat de bepalende discussie plaatsvond tussen hem, Horb en Bhagwandas, dus niet in de groep van zestien. Zijn er getuigenverklaringen van Bhagwandas en Horb over die discussies? Nee.
Waaruit bestaat de bewijsvoering van het OM?
Ik geef enkele citaten uit haar requisitoir: āDoor het plegen van de coup en het slagen daarvan ontstond er tussen de leden van deze groep van zestien een onlosmakelijke lotsverbondenheidā¦ De leden van de groep van zestien waren ā¦ tot elkaar veroordeeldā¦. Nelom, een ander lid van de groep van zestien, zegt in zijn verhoor afgelegd in zijn woning op 24 juni 2012. Wij (de groep van zestien dus) kwamen vaker bij elkaar en hadden geen bepaalde plaats waar de bijeenkomsten werden gehouden. De groep nam gezamenlijke beslissingenā¦ Door met name de Rambocus-coup werd de lotsverbondenheid extra benadruktā¦. De groep was verplicht elkaar door dik en dun te ondersteunenā¦. Deze lotsverbondenheid leidt tot de wetmatigheid dat het niet anders kan zijn dan dat bij acties tegen het toen wettige gezag er tevens sprake was van acties tegen de groep van zestienā¦ Bhagwandasā rol en dominantie was het gevolg van (1) zijn afspraak met verdachte Bouterse, (2) zijn functie als bataljonscommandant, hij was belast met operationele aangelegenheden, (3) alsook zijn rol en positie binnen de groep van zestien, niets meer en niets anders. De auditeur-militair stelt daarom dat Bhagwandas ogenschijnlijk de leidende rol had.ā
Dit is verre van een bewijsvoering in de categorie ābuiten gerede twijfelā. Het zegt alleen dat de groep van zestien met elkaar verbonden was. Waarom is het onmogelijk dat er meningsverschillen waren binnen de groep van zestien? Waar blijkt uit deze citaten dat er een specifiek besluit is genomen om de mensen te executeren? Waarom zijn andere besluitvormingsscenarioās uitgesloten? Wanneer is het besluit tot executie genomen? Waar blijkt dat uit in de bewijsvoering van het OM?
Het OM heeft de plicht om aan te tonen dat andere scenarioās zijn uitgesloten, om vast te stellen dat er sprake is van ābuiten gerede twijfelā. Zeker als in zijn dossier een verklaring is van een belangrijke speler uit die tijd, AndrĆ© Haakmat, die een geheel ander besluitvormingstraject ziet. Haakmat verklaart: āIk heb kolonel Valk gesproken over hoe zoiets kan ontstaan. De conclusie van ons beiden was dat het deels gepland en deels uit de hand gelopen was, in die zin dat het oppakken gepland was, maar dat de executies het gevolg waren van een woeste vergadering.ā
Je zou als OM tenminste een verklaring moeten geven waarom dit scenario is uitgesloten. In plaats daarvan hangt ze een redenering op, die je in een dronkemanscafĆ© tegenkomt. Je roept wat algemeenheden, levert totaal geen feitelijk bewijs en speelt in op gevoelens van āBouterse moet hangenā. Dat is toch onwaardig in een beschaafd rechtsproces?
Ik snap de gevoelens van wrok en haat bij de nabestaanden van 8 december. Ik heb die lange tijd ook gekoesterd. Maar die gevoelens mogen er niet toe leiden dat elementaire beginselen van de rechtstaat van tafel worden geveegd vanwege politieke redenen. En dat is gebeurd bij dit proces.
In deze serie heb ik via het requisitoir van het OM aangetoond hoe de rechterlijke macht de scheiding der machten teniet heeft gedaan, hoe het onbetrouwbare getuigenissen als betrouwbaar presenteert, hoe het een cruciaal onderdeel als de behandeling van het motief bij een rechtszaak heeft weggelaten en hoe het OM het principe van buiten gerede twijfel terzijde heeft geschoven.
Daarmee heeft het laten zien dat het proces een politiek proces is. Toekomstige historici zullen terugkijken op dit proces. Roy Baijnath Panday als leider van het OM, Cynthia Valstein-Montnor als leider van de Krijgsraad en Iwan Rasoelbaks als leider van het Hof van Justitie, zouden zich moeten schamen dat zij allen hebben meegewerkt om dit proces als een politiek proces neer te zetten. Het oordeel van de geschiedenis over deze mensen zal bepaald niet licht zijn.
Sandew Hira