De bond bij het Psychiatrisch Centrum Suriname (PCS) is boos op de directeur, Dayasankar Mathoera. De bondsvoorzitter, Gerda Brondenstein, vindt dat de directeur niet verantwoordelijk bezig door valse informatie door te spelen alsof de bond de schuldige is. De bondsvoorzitter zegt dat het nimmer klopt dat er op vrijdag een toezegging is gedaan dat er voor het personeel gestort zou worden.
In een eerder gesprek met Suriname Herald zei Mathoera dat hij de bondsvoorzitter overtuigd had dat de gelden voor het personeel op vrijdag overgemaakt zouden worden. Hij vond het niet correct dat de bond de actie had voortgezet, ondanks de toezegging die hij had gedaan. Brondenstein beweert daarentegen dat het verhaal niet op waarheid berust. De bond heeft van het kabinet van de president vernomen dat er een bedrag van 2.5 miljoen Surinaamse dollar is overgemaakt door de regering voor de betaling van de vakantiegelden en salarissen en niet door de directeur.
De woordvoerder van de bond, Errol Snijders, weerspreekt ook wat de algemeen directeur van het PCS eerder had aangegeven. Volgens hem heeft de bond een officiële relatie met de directie en dat hij niet kan afgaan op geruchten die door derden worden verstrekt. Vrijdagmiddag had het personeel wel geld gezien op zijn rekening. Tot nu toe heeft de directie geen officieel contact gemaakt, zeggen Brondenstein en Snijders.
De woordvoerder legt verder uit dat hij afgelopen donderdag Mathoera voor het laatst had gesproken. Afgelopen vrijdag kwam hij laat aan bij het PCS, dus heeft de directeur de bond niet kunnen spreken. “Soms word je moe van bepaalde mensen en de directeur van PCS is een van ze,” aldus Snijders. Indien het zo is dat het personeel zijn gelden heeft ontvangen dan zullen de werknemers de werkzaamheden maandag hervatten, verzekert Snijders.
De leden zijn voor maandagochtend door de bond opgeroepen om zich aan te melden voor een algemene ledenvergadering (alv). De personeelsleden hadden afgelopen donderdag en vrijdag de instelling lamgelegd, nadat ze geen zicht hadden wanneer ze over hun gelden konden beschikken.
Raoul Abisoina