De economie van Sri Lanka is ingestort en het land kan zelfs niet meer betalen voor de invoer van brandstof, zegt premier Ranil Wickremesinghe woensdag tegen het parlement. “Het nationale oliebedrijf CPC heeft een schuldenberg van 700 miljoen dollar en dus wil niemand ons nog olie leveren”, zegt hij.
Sri Lanka worstelt al enkele maanden met zijn grootste economische crisis in zeventig jaar. Er zijn grote tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof. Nu kan het land ook niet meer voor de invoer van olie betalen. Normaal gesproken verbruikt het land zo’n 1120.000 ton diesel en 75.000 ton benzine per maand.
Die invoerstop komt er doordat het staatsoliebedrijf Ceylon Petroleum Company momenteel voor 700 miljoen dollar (bijna 666 miljoen euro) aan schulden heeft.
“Daardoor wil geen enkel land of bedrijf ons nog olie leveren, zelfs niet als we contant betalen”, zegt Wickremesinghe, die naast premier ook minister van Financiën is.
Hard geraakt door coronapandemie
Sri Lanka is hard geraakt door de coronapandemie, die tot minder toeristen en meer schulden geleid heeft. Daardoor en door een gebrek aan geld uit het buitenland zijn grote tekorten ontstaan. De inflatie is ondertussen gestegen tot 39 procent. En het land kon afgelopen maand een deel van zijn schulden niet afbetalen.
De regering kondigde al aan 7 miljard dollar aan afbetalingen voor dit jaar uit te stellen tot onderhandelingen met het IMF over een noodpakket zijn afgerond. Tot 2026 heeft het land gemiddeld 5 miljard dollar aan schulden per jaar.
Wickremesinghe, die nog maar net het stokje van eerste minister heeft overgenomen, zegt dat de vorige regering niet op tijd gehandeld heeft. “Als er tenminste stappen waren ondernomen om de instorting van de economie te vertragen, zaten we vandaag niet in deze situatie. Maar we hebben die kans gemist en kijken nu aan tegen een economie die keldert naar een dieptepunt”, zegt hij woensdag.