Ik zit in een internationaal netwerk van nazaten van Hindoestaanse contractarbeiders uit diverse landen. Ze noemen zich Girmityaâs. Girmit is het Hindi woord voor contract.
Tussen 1834 en 1916 zijn ongeveer een miljoen mensen uit India naar Europese koloniën gelokt om terecht te komen in een bruut systeem van dwangarbeid. Hun nazaten vormen nu een groep van 15 miljoen mensen. Ze zitten in de volgende landen:
De (voormalige) koloniën:
1. Mauritius
2. Guyana
3. Trinidad en Tobago
4. Jamaica
5. Grenada
6. Saint Lucia
7. Zuid-Afrika
8. Saint Kitts
9. Saint Vincent
10. Reunion
11. Suriname
12. Fiji
13. Oost-Afrika: Kenya, Uganda, Tanzania, Malawi
14. Seychelles
Van daaruit zijn sommige opnieuw gemigreerd naar het Westen:
1. Engeland
2. Frankrijk
3. Nederland
4. Amerika
5. Canada
6. Australië
7. Nieuw-Zeeland
8. Hong Kong
9. Singapore
Het netwerk wil op 20 maart 2018 een internationale organisatie van Girmityaâs lanceren in Durban, Zuid-Afrika op de dag dat officieel contractarbeid werd afgeschaft. Op 20 maart 2017 was het 100 jaar geleden dat Engeland officieel contractarbeid heeft afgeschaft vanuit India.
Er vindt een interessante discussie plaats in het netwerk over de zogenaamde Indian Arrival Day. In veel landen wordt net als in Suriname de Hindoestaanse immigratie gevierd in plaats van herdacht. Net zoals we in Suriname Dr. Radjinder Bhagwanbali hebben die op basis van archiefonderzoek het echte beeld van contractarbeid als een systeem van uitbuiting en onderdrukking heeft geconstrueerd, zo hebben in andere landen dekoloniale historici hetzelfde gedaan. Daarin wijken ze af van de Eurocentrische historici die contractarbeid niet als dwangarbeid, maar als vrijheid karakteriseren: vrije immigratie, vrij van hongersnood in India etc.
In dit soort discussies komen steeds dezelfde argumenten naar voren. Mensen met een gekoloniseerde geest zeggen: Ik ben blij dat er slavernij of contractarbeid was, want zonder slavernij of contractarbeid zou ik nu honger lijden in Afrika of India. Er zijn vier tegenargumenten tegen deze stelling.
Ten eerste is het een grove belediging aan onze voorouders die geleden hebben onder slavernij en contractarbeid. Feitelijk zeg je tegen Flora en Sery die onthoofd zijn geworden of tegen Tetary die door haar hoofd is geschoten: âWat ben ik blij met het systeem dat je dit heeft aangedaan.â Hoe beledigend kun je zijn naar deze mensen en de offers die ze hebben gebracht voor vrijheid?
Ten tweede is het een belediging aan Afrika en India, die zich in snel tempo aan het ontwikkelen zijn als nieuwe mogendheden, maar nog steeds neergezet worden als achterlijk.
Ten derde is het een uiting van zelfvernedering en zelfminachting. Waarom denk je altijd het slechtste over jezelf? Waarom zou je vandaag de dag niet Mandela of Gandhi kunnen zijn? Als je dat niet voor mogelijk houdt, dan betekent dat je nooit boven jezelf zal uitstijgen en je altijd minderwaardig zal voelen.
Ten vierde, ook India was gekoloniseerd tijdens contractarbeid. De hongersnood in India vond plaats onder Brits bestuur, die graan uit India naar Engeland bracht om te verkopen in plaats van ze te besteden om de hongersnood in India te bestrijden zoals Indiase heersers hadden gedaan voor de Britse kolonisatie. Je zou de kolonisator moeten verwijten dat ze kunstmatig hongersnood hebben gecreëerd in plaats van ze daarvoor te bedanken.
Als je deze redenatie zou toepassen op IsraĂ«l, dan zouden Joden moeten zeggen: âIk ben blij met de Holocaust, want zonder de Holocaust zou er vandaag geen staat IsraĂ«l zijn.â Hoe ver kan zelfvernedering gaan?
In de discussie gaat het ook om de vraag hoe je kijkt naar de herdenking van contractarbeid. Moeten we het begin van onze onderdrukking en uitbuiting vieren of juist het einde daarvan?
Iedereen met een beetje zelfrespect en waardigheid zal natuurlijk zeggen dat we het einde van onze onderdrukking moeten vieren, niet het begin daarvan. Maar bij Hindoestanen is het omgekeerd. Daar is zelfrespect en waardigheid ver te zoeken. In onze gemeenschap viert men het begin van de onderdrukking, de dag dat het eerste schip met contractarbeiders uit India aankwam in Suriname. Dat was de dag waarop het systeem van dwangarbeid voor hen in werking werd gesteld.
Nu zeggen sommige mensen â ik heb dat in een ver verleden ook beweerd â dat 5 juni de dag is waarop het ontstaan van de Hindoestaanse gemeenschap wordt gevierd. Maar dat argument klopt niet. Je moet je afvragen: uit welke daad blijkt dat het proces van gemeenschapsvorming is gestart. Dat is niet de daad die de kolonisator heeft gepleegd door mensen van verschillende streken op een schip te zetten. Dat zou de daad moeten zijn van de gemeenschap zelf die acties onderneemt waaruit blijkt dat ze gemeenschappelijk willen optreden. Dat zijn de daden van verzet. Daaruit blijkt dat ze gezamenlijk optraden om voor vrijheid en waardigheid te vechten. Waarom zou je de dag waarop hun onderdrukking begint, nemen als start voor de vorming van een gemeenschap?
Hoe zou je kijken naar Afro-Surinamers als ze zouden zeggen: het ontstaan van de Afro-Surinaamse gemeenschap koppelen we aan het eerste schip dat tot slaafgemaakte Afrikanen naar Suriname bracht. Iedereen zou ze uitlachen.
Voor de Hindoestaanse gemeenschap betekent dit een diepgaande bezinning over identiteit, zelfrespect en waardigheid. Op 25 mei 1916 kwam het laatste schip â Dewa â aan met contractarbeiders uit India. Vijf jaar later eindigde het systeem voor Hindoestanen. Dus eigenlijk zou je 25 mei 1921 moeten herdenken als de dag waarop het systeem van onderdrukking eindigde, net zoals Afro-Surinamers niet de dag waarop het eerste schip met tot slaafgemaakten aankwam vieren, maar 1 juli de dag waarop slavernij werd afgeschaft.
Veel Hindoestanen missen dat gevoel van zelfrespect en waardigheid en zitten nog midden in de geest van dankbaarheid voor het kolonialisme. Hoe zouden we een dag invullen die wel uitgaat van zelfrespect en waardigheid?
We zouden herdenken in plaats van vieren. We hebben veel dagen waarop we dingen vieren: Holi, Divali, einde van de ramadan. In de toekomst kunnen we 24 september vieren als de dag waarop Tetary in 1884 een opstand begon op plantage Zorg en Hoop. We mogen best een dag hebben waarop we niet vieren, maar herdenken. We herdenken het leed dat onze voorouders is aangedaan. We herdenken de doden die gevallen zijn door Ă©Ă©n minuut stilte in acht te nemen. Bhagwanballi heeft uitgezocht dat in de periode 1873-1916 van de 34.000 Hindoestanen die aankwamen 16 procent (5.490) stierf als gevolg van uitputting, hongersnood en ziekte. Deze mensen waren jonge mensen, die medisch waren goedgekeurd, voordat ze begonnen aan dwangarbeid. Ze zijn niet omgekomen door ouderdom.
Download hier de lijst van mensen die vermoord zijn tijdens de opstand van Zorg en Hoop in 1884 en Mariënburg in 1902.
Deze namen zouden we moeten herdenken en eren op 25 mei. Onze politieke leiders zouden op die dag op Zorg en Hoop en Mariënburg bloemen moeten leggen en hun leven en verzet in herinnering moeten brengen.
De tv en radiostations zouden documentaires moeten uitzenden om het leed en de strijd te herdenken. In plaats daarvan gaan Hindoestanen met hun politieke leiders voorop uitgebreid met whisky en doksa vieren dat 144 jaar geleden hun voorouders werden gebracht in een systeem van uitbuiting en onderdrukking die aan duizenden mensen het leven heeft gekost. Hoe triest is het gesteld met onze geestelijk welzijn om anno 2017 dit nog te moeten meemaken.
Sandew Hira