Ik heb vorige week aangekondigd dat ik vanaf deze week een paar columns zal weiden aan een analyse van het requisitoir van auditeur-militair Roy Elgin van het Openbaar Ministerie (OM) onder de titel dekoloniale pluriversiteit. Op de universiteit leer je één wijze van denken, de Eurocentrische. De pluriversiteit is een akademisch traject met meerdere wijzen van denken.
In Bakana Tori zal ik de column in het Sranan voordragen.
Ik zal aantonen dat Elgins requisitoir volstrekt onwetenschappelijk is en niet voldoet aan basiscriteria voor deugdelijk wetenschappelijk onderzoek. Als je iemand 20 jaar gevangenisstraf wilt opleggen, mag je verwachten dat het onderzoek dat je doet, om strafbare feiten vast te stellen voldoet aan vijf voorwaarden:
1. Je moet alle onderzoeksmethoden gebruiken die de waarheid boven tafel kunnen halen en niet uitsluitend op één methode bouwen;
2. Je moet niet uitsluiten dat de onderzoeksmethode die je gebruikt geen hindernissen bevat om tot waarheidsvinding te komen;
3. Je moet logisch consistent zijn;
4. Je moet volledig zijn in het verzamelen van de feiten;
5. Je moet alle andere mogelijkheden uitsluiten, zodat er geen twijfel is over de uitslag van het onderzoek.
In iedere column zal ik één aspect belichten. Deze column gaat over inconsistentie.
Elgin en het OM zijn inconsistent in het toepassen van regels die ze zelf hebben bedacht. Het gaat hier om de vraag hoe ze omgaan met de grondwet en de wetten van het parlement. In de dekoloniale benadering is consistentie een belangrijke eis in een wetenschappelijk onderzoek.
De Amnestiewet
De rechtszaak is begonnen op 30 november 2007. Op 13 april 2012 zou de auditeur-militair zijn requisitoir houden en werd de derde Amnestiewet van 2012 in het geding gebracht. De derde Amnestiewet is de tweede Amnestiewet van 1992 met een wijziging, waarbij de ingangsdatum voor misdrijven waarvoor amnestie wordt gegeven vervroegd is van 1 januari 1985 naar 1 april 1980. In de tweede Amnestiewet die door Venetiaan is opgesteld en aangenomen door de Front-regering staat in artikel 3 het volgende opgenomen t.a.v. ingrijpen in lopende zaken:
1. De amnestie heeft tot gevolg, dat:
a. indien personen veroordeeld zijn tot straf, de bevoegdheid tot uitvoering van die straf vervalt en, voor zover zij zich tot uitvoering van die straf in detentie bevinden, het Openbaar Ministerie, of de rechter die de straf heeft opgelegd, de onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen;
b. indien het betreft personen, tegen wie de zaak bereids ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, de bevoegdheid tot strafvordering te hunnen aanzien vervalt, de rechter voor wie de zaak aanhangig is, onmiddellijk de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie zal uitspreken en, indien de verdachte zich in detentie bevindt diens onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen; ook het Openbaar Ministerie is tot die invrijheidstelling bevoegd;
c. indien het betreft personen, tegen wie een voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering gaande is, de bevoegdheid tot strafvordering te hunnen aanzien vervalt en het Openbaar Ministerie terstond dat onderzoek zal staken of doen staken met schriftelijke kennisgeving aan de verdachte, dat hij ter zake van het feit niet verder zal worden vervolgd;
d. indien het betreft personen, tegen wie nog geen voorbereidend onderzoek aanhangig is, de bevoegdheid tot strafvordering te hunnen aanzien vervalt en, voor zover zij zich niettemin in detentie bevinden, het Openbaar Ministerie of de autoriteit die hun detentie heeft bevolen, hun onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen.
2. Elke overheidsinstantie of functionaris, die kennis draagt van een detentie als in lid 1 sub d bedoeld, is verplicht daarvan kennis te geven aan het Openbaar Ministerie. Tot het doen van dergelijke kennisgeving is elke persoon bevoegd.
In de Memorie van Toelichting bij dit artikel wordt gezegd: “Het in lid 1 sub a bepaalde strekt, uit een oogpunt van rechtszekerheid ertoe dat in alle gevallen het beoogde rechtsgevolg intreedt. In den regel zal de invrijheidstelling door het Openbaar Ministerie worden bevolen. Mocht evenwel, om welke reden dan ook, het Openbaar Ministerie zulks verzuimen, dan is de rechter die de straf heeft opgelegd, wellicht alsnog de invrijheidstelling van de gedetineerde te gelasten. Deze kan zich hiertoe tevens tot de betrokken rechter wende. De procedure in dezen, zowel voor het verzoek van de gedetineerde als voor de rechterlijke beslissing is vormvrij.”
In de tweede Amnestiewet is aangegeven waarom het nodig is om in te grijpen in lopende rechtszaken, namelijk de bevordering van rechtszekerheid. De oppositie die toen aan de macht was, heeft dus zelf een artikel opgenomen in hun Amnestiewet waarin zij ingrijpen in lopende rechtszaken hebben vastgelegd. En nu lopen ze te roepen dat ingrijpen in lopende rechtszaken niet mag. Dat is wel een erg grove vorm van hypocrisie.
De inconsistentie t.a.v. de grondwet
Het OM stelt dat de Amnestiewet “mogelijk in strijd is met het grondwettelijke verbod van inmenging in een lopende strafzaak” (p. 1). De Krijgsraad gaf het gelijk.
Artikel 131, lid 3 van de Grondwet zegt namelijk: “Elke inmenging inzake de opsporing en de vervolging en in zaken bij de rechter aanhangig, is verboden.”
Nu kunnen artikelen in een grondwet verschillend geïnterpreteerd worden. Als het parlement een wet aanneemt, dan toetst een orgaan – het Constitutioneel Hof – of deze wet past binnen de grondwet. Er is geen Constitutioneel Hof. Het OM, de Krijgsraad en het Hof van Justitie zouden dan moeten zeggen: nu er geen Constitutioneel Hof is en dus geen toetsing kan plaatsvinden, moeten we stoppen. Wij mogen niet toetsen. Maar ze lappen alle wetten en regels aan hun laars en gaan vrolijk verder met een politieke rechtszaak onder het mom: artikel 131 grondwet gaat voor alles en staat boven parlement en regering. De grondwet staat boven de gewone wet.
De derde Amnestiewet mag terzijde worden geschoven ook al bepaalt de wetgever waarom inmenging in lopende rechtszaken is toegestaan. Het OM en de Krijgsraad gaan op de stoel zitten van het Constitutioneel Hof, die niet is ingesteld, en maken nu hun eigen regels.
Maar nu komt het. Het OM is inconsequent t.a.v. van de grondwet. Het stelt dat je nooit de grondwet terzijde mag schuiven. Op grond van het voorgaande zou je denken dat het in alle gevallen de grondwet boven andere wetten en regels stelt. Maar dat is niet zo. Als het op politiek aankomt, mag het OM ook de grondwet terzijde schuiven. De grondwet staat nu niet boven andere wetten en regels, maar wordt daar ongeschikt aan gemaakt!
Het OM heeft van zijn baas, de president, de opdracht gekregen op grond van artikel 148 van de Grondwet, om de vervolging te staken. Artikel 148 zegt: “De regering bepaalt het algemeen vervolgingsbeleid. In het belang van de staatsveiligheid kan de regering in concrete gevallen aan de procureur-generaal bevelen geven met betrekking tot de vervolging.”
Artikel 148 en artikel 131 kunnen op gespannen voet staan met elkaar. Artikel 131 zegt: elke inmenging in lopen zaken is verboden. Artikel 148 zegt: De regering mag inmengen in lopen zaken. Nu wil het OM om politieke redenen de rechtszaak vervolgen. Zijn eerdere stellingname dat de grondwet niet terzijde mag worden geschoven, laat het OM nu vallen. De grondwet mag terzijde worden geschoven als het politiek goed uitkomt. Het terzijde schuiven van de grondwet is nu gebaseerd op politieke overwegingen, niet op grond van rechtszekerheid. Dat is inconsistent. Als de grondwet boven de Amnestiewet gaat, dan gaat de grondwet zeker toch boven een regel van het Hof van Justitie, die niet eens wetgevende bevoegdheid heeft.
Opmerkelijk is dat het OM niet aan zijn baas, de president, vraagt hoe het moet handelen, maar aan het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie, dat onderdeel is van het politieke complot, zegt natuurlijk dat de vervolging door mag gaan. Een uitspraak van het Hof van Justitie staat boven de grondwet. Deze inconsistentie laat zien dat het OM een instrument is geworden van politieke machtsspelletjes en geen onderdeel is van onafhankelijke rechtspraak.
Volgende week ga ik in op de methode van onderzoek.
Sandew Hira