Vorige week ben ik begonnen met deel 1 van een analyse van het requisitoir van auditeur-militair Roy Elgin. In deel 1 heb ik laten zien dat Elgins benadering gekenmerkt wordt door inconsistentie t.a.v. de grondwet. Hij beroept zich op de grondwet als het hem goed uitkomt en zwijgt over artikelen in de grondwet die zijn standpunt ondergraven.
Deze week zou ik in deel 2 ingaan op zijn methode van onderzoek. In plaats daarvan heb ik een analyse gemaakt van de politieke spanningen van de afgelopen week met als titel “religie, politiek, haat en hypocrisie”. Ik ging uitgebreid in op verklaringen van het bisdom, CCK (Comité Christelijke Kerken van Suriname), IRIS (Inter-Religious Council in Suriname), OGV (Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede), Stichting 8-december, Orde van Advocaten etc.
Normaal laat ik mijn columns niet lezen aan Humphry Jeroe, voorzitter van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld. Deze keer heb ik dat wel gedaan. Hij las het en zei me: “Dew, ik denk dat het onverstandig is om deze column te publiceren. Ik heb een andere inschatting dan jij. Je bekritiseert iedereen over van alles en nog wat. Ik kijk door de kritiek heen en zie licht aan het einde van de tunnel. Daarom vraag ik je: publiceer de column niet.”
Ik was verbaasd. Humphry en ik hebben niet alleen een zakelijke relatie in het comité. We zijn vrienden geworden. We hebben onze meningsverschillen, maar door onze vriendschap kunnen we daar op een goede manier mee omgaan. Ik vertrouw op zijn oordeel over de praktische omstandigheden in Suriname. Hij ziet een licht dat ik niet zie.
Ik had scherpe kritiek op het bisdom, CCK, IRIS en andere organisaties. Hij las hun verklaringen op een andere manier. Naast hun gebruikelijke standpunten over politiek geweld, monopolisering van leed en de rechtszaak, ziet hij bewegingen die ik niet zie. Er zijn aan de andere kant redelijke mensen die niet aan de leiband lopen van politieke krachten, maar vanuit een eigen verantwoordelijkheid wel degelijk serieus nadenken over hoe je kunt voorkomen dat Suriname vanuit de huidige scherpe tegenstellingen opnieuw terechtkomt in een spiraal van geweld. Ik roep wel dat ik voor dialoog en verzoening ben, maar door mijn scherpe toon duw ik misschien mensen weg van dialoog en verzoening, aldus Humphry.
Ik moest goed nadenken over zijn kritiek op de column. Hij bracht me aan het twijfelen. Aan de ene kant vind ik, dat ik moet kunnen schrijven wat ik wil. Aan de andere kant heeft hij misschien een punt. Ook al zie ik niet wat hij ziet, soms moet je je vrienden gewoon vertrouwen en afgaan op hun oordeel, tegen je eigen gevoelens in. Misschien moeten alle mensen en organisaties die zulke uitgesproken standpunten innemen pas op de plaats maken en redelijke mensen de gelegenheid geven om af te tasten of er ruimte is, om een gezamenlijke oplossing te bedenken voor de grote impasse waarin Suriname nu verkeert.
Voor een intellectueel die liever het debat opzoekt en de intellectuele strijd aangaat met mensen die met argumenten komen (mensen die schelden, laat ik links liggen) is dat niet zo gemakkelijk. Maar ik heb de vruchten van dialoog en verzoening geplukt in het comité. Jeroe, een jongeman uit Pokigron, is erin geslaagd om in 1995 mensen bij elkaar te brengen die op het punt stonden elkaar de hersenen in te slaan: slachtoffers en daders van de Binnenlandse Oorlog leefden bij de aanlegplaats Atjoni op voet van oorlog met elkaar na de vrede van 1992. Die jongeman heeft zijn schouders gezet onder een comité dat nu een historische rol speelt in Suriname in dialoog en verzoening. In het comité zitten mensen bij elkaar die vroeger vijanden waren.
Laat me gewoon op Jeroe vertrouwen en doen wat hij vraagt: pas op de plaats maken.
Sandew Hira