Ik ben bezig om een fascinerend boek te lezen van drie Indiase historici: Bipan Chandra, Mridula Mukherjee en Aditya Mukherjee. De 800 pagina’s tellende pil is getiteld “India since independence” en gaat over de vraag hoe de founding fathers en mothers van India een land hebben opgebouwd na de onafhankelijkheid. India kent een lange traditie van antikoloniale strijd. Toen de leiders van deze strijd het bestuur van de Britten overnamen, moesten ze duizenden vraagstukken oplossen.
Wat wordt de officiële taal: moet het Engels blijven of wordt het één van de vele Indiase talen. Als het een Indiase taal wordt, welke taal moet je dan kiezen? Hindi, Gujurati, Bengali etc? Op basis waarvan maak je de keuze: aantal mensen dat de taal spreekt? De aanwezigheid van een literaire traditie?
Welk economisch systeem kies je? In de grondwet van India is opgenomen dat de economie van het land gebaseerd is op socialisme. Hoe ziet een socialistische economie eruit?
India heeft tal van etnische groepen en godsdiensten? Hoe bouw je een natie op met al deze groepen? Dat doe je met een visie op hoe een gedekoloniseerde samenleving eruit zou moeten zien.
Het vraagstuk van hoe je een natie in eenheid en voorspoed opbouwt met bevolkingsgroepen die door het kolonialisme via verdeel- en heers tegen elkaar zijn opgezet, is geen typisch Indiaas vraagstuk. Een aantal landen dat na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk is geworden, kreeg hiermee te maken. India werd in 1947 onafhankelijk.
Soekarno had in 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië uitgeroepen. Soekarno was een belangrijke kracht achter de Bandung-conferentie waar het thema van nation building werd besproken. De Bandung-conferentie werd in 1955 gehouden in de Indonesische stad Bandung en was bedoeld om de landen van Afrika en Azië met elkaar te verbinden. Er deden 24 landen mee. In de eindverklaring werd gesteld dat het kolonialisme niet alleen leidde tot verdeeldheid van culturen die tegen elkaar werden opgezet, maar ook de ontwikkeling van de verschillende culturen van één land verhinderde. Soekarno zei in zijn openingstoespraak dat diversiteit aan culturen in een natie niet schadelijk is en dus eenheid in verscheidenheid heel goed mogelijk is.
In Suriname moet de discussie over nation building nog op gang komen. De nationalistische beweging onder leiding van de PNR formuleerde het idee van nationalisme, maar de wijze waarop dit uitgewerkt moest worden naar cultuur bleef beperkt tot de Afro-cultuur: de verheffing van het Sranan Tongo. Jnan Adhin kwam met Soekarno’s idee van eenheid in verscheidenheid. Maar een uitgewerkte analyse van hoe nation building in een multiculturele samenleving moet geschieden, is er nauwelijks geweest. Misschien vergis ik me en heb ik zaken over het hoofd gezien. Ik zou dan graag gecorrigeerd willen worden.
Hier is een poging om het vraagstuk van etnische diversiteit en nation building in hoofdlijnen te behandelen. Je hebt in grote lijnen twee modellen.
Het eerste model dat in Suriname lange tijd overheerste, was het model van verdeel- en heers. Dit is een erfenis van het kolonialisme. Etnische groepen moeten elkaar bestrijden en elkaar als concurrenten zien. Niet alle etnische groepen, alleen de gekleurde etnische groepen. De witte man moet vooral niet bestreden worden. Die moet gerespecteerd worden. Afro-Surinamers, Hindostanen, Javanen, Chinezen, marrons, inheemsen moeten elkaar bestrijden, maar ze moeten samen de witte man dienen. In het verdeel- en heersmodel gunnen de etnische groepen elkaar niets. Ze zijn jaloers op elkaar. De vooruitgang van de één wordt gezien als de achteruitgang van de ander. In hun eigen kringen praten ze in denigrerende termen over elkaar. Er is geen gemeenschappelijk doel, hooguit het dienen van de belangen van de witte man. Er wordt onderlinge haat gekweekt tegenover elkaar. Er is geen sprake van nation building.
Het tweede model is het model van solidariteit. Dat past in landen die het proces van dekolonisatie moet afmaken. Het model van solidariteit heeft een doel: gezamenlijk een samenleving opbouwen waarin alle Surinamers in vrede en voorspoed met elkaar kunnen leven. De vooruitgang van de ene Surinamer wordt gezien als de vooruitgang van alle Surinamers. Solidariteit betekent elkaar iets gunnen, inleven in elkaars wereld, leren van elkaar, elkaar helpen.
Iedere politieke partij moet een visie formuleren over nation building. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de oude politieke partijen de koloniale visie verdedigd en in beleid omgezet: etnische concurrentie, elkaar niets gunnen.
Die oude visie zag ik onlangs weer in een interview van Suriname Herald met NPS-voorzitter Gregory Rusland. Rusland gaf zijn visie op de vervanging van het standbeeld van Barnet Lyon door die van Janey Tetary. Rusland was blijven steken in de oude politieke conceptie dat etnische groepen met elkaar concurreren. Rusland “is van mening dat de regering niet selectief personen moet kiezen en die de eer geven. Ook zegt hij dat er in de afgelopen decennia ook anderen zijn geweest die zwaar hebben gestreden voor lotsverbetering en ook het leven hebben gelaten. Hij vindt dat deze personen ook de erkenning van de regering moeten krijgen.”
Anders gezegd: Tetary is Hindostaans. NPS is Afro-Surinaams. Regering, je moet niet alleen Hindostanen eren, maar ook Afro-Surinamers. Rusland kijkt naar het standbeeld van Tetary niet vanuit een concept van nation building, maar vanuit het concept van etnische concurrentie.
Als je vanuit een concept van nation building zou kijken naar het proces van de vervanging van het standbeeld van Barnet Lyon, dan spelen de volgende zaken:
Het standbeeld van de kolonisator Barnet Lyon heeft meer dan een eeuw bij het presidentieel paleis gestaan. Waarom heeft Rusland al die jaren er geen probleem van gemaakt en geëist dat ook gekeken moet worden naar Afro-Surinamers in plaats van de witte man de eer te geven om daar te staan? In Ruslands concept van etnische concurrentie moet de witte kolonisator gerespecteerd worden en handhaaft hij hun oude techniek van verdeel- en heers. Het is het gedrag van die volgzame tot slaaf gemaakte op de plantage die alles doet om te voorkomen dat zijn witte meester zich ongemakkelijk gaat voelen. Het idee dat je Barnet Lyon zou kunnen vervangen door een beeld van Flora en Sery komt niet bij hem op. Daarom heeft hij nooit het initiatief genomen voor een dergelijke vervanging.
Een politieke leider van de 21ste eeuw zou beginnen met zijn felicitaties uit te brengen aan de groepen die ervoor gezorgd hebben dat het beeld van Barnet Lyon is vervangen door die van een strijdster tegen het kolonialisme. Concurrentie is dan vervangen door solidariteit. Vervolgens zou Rusland zich kunnen verdiepen in hoe het standbeeld van Tetary tot stand is gekomen. Dat geld is niet door de regering bij elkaar gebracht. Het is ingezameld in de Hindostaanse diaspora in Nederland die in samenwerking met de Culturele Unie Suriname, die campagne heeft opgezet. Het zijn niet de rijke Hindostanen die geld hebben gegeven, maar veel mensen die met kleine bedragen hun steun hebben betuigd. Met deze kennis had Rusland kunnen zeggen: “Laten wij dat als voorbeeld nemen en in de Afro-Surinaamse gemeenschap een campagne opzetten om een standbeeld op te zetten voor Flora en Sery.”
Concurrentie is dan vervangen door navolging van een mooi voorbeeld van vertrouwen in eigen kunnen. Vicepresident Ashwin Adhin had in zijn toespraak bij de onthulling van het standbeeld van Tetary het verhaal van Flora en Sery verteld. Als Rusland die campagne start, dan zal ik zeker doneren als blijk van solidariteit met Flora en Sery die net als Tetary een symbool zijn voor moed en opoffering van het Surinaamse volk in zijn strijd tegen het kolonialisme. Tetary staat links van het presidentiële paleis. Het standbeeld van Flora en Sery zou dan rechts kunnen staan. En als je ook een proces van vervanging zoekt als symbool voor dekolonisatie, dan kun je het standbeeld van Wilhemina bij Fort Zeelandia vervangen door die van Flora en Sery. Maar dat vereist een visie op nation building, die helaas nog ontbreekt bij de voorzitter van de NPS.
Sandew Hira