Afgelopen week ben ik in Amsterdam naar een tentoonstelling geweest over Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela. Het is geen opmerkelijke tentoonstelling. De verhalen over de strijd en opoffering van deze leiders zijn algemeen bekend. Gandhi heeft de bevrijdingsstrijd van India geleid. Martin Luther King die van de Afro-Amerikanen tijdens de burgerrechtenbeweging in Amerika en Mandela in Zuid-Afrika.
Toch was het wel weer leuk om de foto’s en video’s te zien en in de sfeer van die strijd te geraken. Waarom vindt iedereen deze mensen geweldig en worden er boeken, documentaires, films en tentoonstellingen aan hen gewijd? De reden is simpel: in de strijd voor rechtvaardigheid hebben ze het instrument van dialoog en verzoening gebruikt om politiek geweld op te lossen. Dat is ook de rode draad van de tentoonstelling in Amsterdam.
Gandhi heeft in India hindoes en moslims proberen te verenigen. King heeft in Amerika gepleit voor samenwerking tussen wit en zwart. Mandela heeft in Zuid-Afrika samengewerkt met zijn onderdrukker Frederik de Klerk om het probleem van politiek geweld en onderdrukking op te lossen. Bij de tentoonstelling was er een grote foto van Mandela en De Klerk met als opschrift: “To make peace with an enemy one must work with that enemy, and that enemy becomes your partner.” Het opschrift was niet sarcastisch bedoeld. Het was oprecht een teken van instemming. Zo zouden problemen van politiek geweld moeten worden opgelost: via praten en samenwerken.
Terwijl ik langs de panelen loop, moet ik denken aan Suriname en het traject van dialoog en verzoening dat we daar begonnen zijn. Zal er ooit in de toekomst, als we allemaal al dood zijn, een tentoonstelling komen over het proces van dialoog en verzoening in Suriname? Hoe zou die eruit zien? Dat hangt er vanaf wie de tentoonstelling maakt.
Ik stel me voor dat de tegenstanders van dialoog en verzoening (TDV), natuurlijk met een behoorlijke subsidie van Nederland, die tentoonstelling gaan maken. Ze nemen de speech van Martin Luther King als uitgangspunt.
Het belangrijkste deel van die speech gaat als volgt:
“I have a dream that one day this nation will rise up and live out the true meaning of its creed: “We hold these truths to be self-evident: that all men are created equal.” I have a dream that one day on the red hills of Georgia the sons of former slaves and the sons of former slave owners will be able to sit down together at a table of brotherhood. I have a dream that one day even the state of Mississippi, a state, sweltering with the heat of injustice and sweltering with the heat of oppression, will be transformed into an oasis of freedom and justice. I have a dream that my four little children will one day live in a nation where they will not be judged by the color of their skin but by the content of their character. I have a dream today.”
De speech wordt voor de tentoonstelling als volgt herschreven door de makers. Ze vieren hun successen met de tentoonstelling.
“I have a dream that one day this nation will rise up and live out the true meaning of its creed: “We hold these truths to be self-evident: that not all men are created equal.” Some men like those killed in December 1982 are more equal than the Marroons in the villages of Suriname. I have a dream that one day in the forest of Suriname the sons of former colonizer and the sons of former colonized will never be able to sit down together at a table of brotherhood. I have a dream that one day even the city of Paramaribo, a city, sweltering with the heat of injustice and sweltering with the heat of three hundred years of slavery and indentured labour, will be transformed into an oasis of freedom and justice. I have a dream that my four little children will one day live in a nation where they will be judged on being pro- or contra Bouterse and not by the content of their character. I have a nightmare today. That peace and dialogue conducted in India, South-Africa and the United States might one day become true in Suriname.”
Als je de tentoonstelling binnenkomt, dan zie je de portretten van de vijftien slachtoffers van 8 december met als onderschrift: “De TDV hebben standvastig het leed van vijftien slachtoffers weten te scheiden van het leed van 450 slachtoffers van politiek geweld in Suriname. Deze portretten hebben decennialang het beeld van slachtoffers van politiek geweld in de Surinaamse en Nederlandse media beheerst. De Nederlandse media hebben zelfs nooit melding gemaakt van de andere slachtoffers, wat als een groot succes mag worden beschouwd.”
De volgende stop is een video met beelden van de herdenking in 2017 in de kathedraal in Paramaribo met als titel “De kruisiging van Sandew Hira”. De video opent met de speech van mijn broer waarin hij mij voor leugenaar uitmaakt en eindigt met de scheldpartijen en bedreigingen aan mijn adres.”
Bij het volgende paneel staan de foto’s van de leiders van de TDV in actie: politici, columnisten, journalisten en andere sleutelfiguren in de TDV. Opschrift: “Het Surinaamse volk is hen eeuwig dankbaar voor hun inspirerend werk tegen dialoog en verzoening.”
Dat gaat zo door tot het laatste paneel met de brief van Brunswijk aan de Nederlandse regering waarin hij de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken bedankt voor zijn steun aan de Binnenlandse Oorlog en vraagt om nog meer geld. Onderschrift: “Nederland heeft 31 miljoen gulden gestopt in de Binnenlandse Oorlog. De TDV zijn de Nederlanders eeuwig dankbaar voor deze kleine geste.”
De muziek eronder is een ode aan de Nederlanders: “Mi gwe ma mi e kon baka”.
Sandew Hira