Iedereen is gebonden aan het recht, ook de president en de minister van Buitenlandse Zaken. Van een democratische regering mag je toch meer verwachten dan dit amateuristisch geknoei en dit geleuter. Een van de basisprincipes van de rechtsstaat is dat de overheid gebonden is aan haar eigen regels.
Het behoeft geen uitleg dat er heel wat onbegrip is ontstaan in de samenleving, na de bekendmaking dat de heer Rajendre Khargi namens Suriname ambassadeur wordt in Nederland. Ook wij hebben bedenkingen met betrekking tot deze aanstaande benoeming. Wij herhalen: wij hebben niets tegen de persoon Khargi, wij kennen hem niet eens. Ons punt is, dat personen uit de diaspora geen baantjes moeten pikken ten koste van Surinamers. Bij gelijke geschiktheid, moeten Surinamers altijd voorrang krijgen.
Het wordt erger indien blijkt dat er wettelijke belemmeringen zijn tegen deze benoeming. Over deze wettelijke belemmering konden wij eerder niets publiceren, omdat wij simpelweg geen officiële informatie hadden. Wij zijn al een tijdje op zoek naar bevestiging vanuit officiële kanalen of de heer Khargi de wettelijk vereiste opleiding aan het Suriname Diplomaten Instituut met goed gevolg heeft afgerond of niet. Deze bevestiging hebben wij nog steeds niet gehoord.
Uit de onlangs gehouden persconferentie van minister Albert Ramdien, hebben wij kunnen concluderen dat de heer Khargi de betreffende opleiding niet gevolgd heeft, hoewel de heer Ramdin het niet durfde om een “ja of nee antwoord” daarop te geven.
Wij gaan nu in op de juridische belemmeringen op grond van de Wet Buitenlandse Dienst van 30 november 2018.
Wij zullen u stapsgewijs uitleggen wat in artikel 6 van deze wet staat aangegeven.
Artikel 6 lid 2
Hier wordt bedoeld een ambtenaar met een vast dienstverband bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Stap 1 (artikel 6 lid 2 onder a):
De ambtenaar moet beschikken over een afgeronde universitaire opleiding of een HBO-opleiding. Daarnaast moet hij geslaagd zijn voor het examen bij het Suriname Diplomaten Instituut (lees in het artikel: … en met goed gevolg…).
De heer Khargi voldoet niet aan deze voorwaarden.
Stap 2 (artikel 6 lid 2 onder b):
Mocht het zijn dat iemand niet aan de eerdergenoemde voorwaarden voldoet, dan moet hij een afgeronde middelbare opleiding hebben en minimaal twee jaar werkervaring hebben opgedaan als ambtenaar voor consulaire werkzaamheden.
De heer Khargi voldoet niet aan deze voorwaarden (hij is nimmer ambtenaar voor consulaire diensten geweest, dus hij kan nimmer twee jaar werkervaring hebben in zo een functie).
Stap 3 (artikel 6 lid 3):
Dit is een restbepaling. Mocht het zijn dat iemand niet voldoet aan de bij stap 1 en stap 2 genoemde voorwaarden, dan kan er een uitzondering gemaakt worden door de president, indien de persoon voldoet aan het profiel van de desbetreffende functie en minimaal de opleiding aan het Suriname Diplomaten Instituut (SDI) heeft gevolgd. Het is een minimumvereiste.
De heer Khargi voldoet niet aan deze restvoorwaarden (hij heeft de opleiding aan het SDI nimmer gevolgd).
Leest u de laatste vier regels van artikel 6 lid 3 (zie afbeelding hierboven). De opleiding aan het SDI is een harde eis. Het woord ‘indien’ wil zeggen “onder voorwaarde”. De woorden “en minimaal” willen zeggen “en tenminste”. In het woord ‘en’ ligt ook een harde eis, anders zou het aangeduid zijn met ‘of’. Indien het met ‘of’aangeduid zou zijn, dan zou de minister nog een keuze hebben, maar die keuzevrijheid heeft hij niet. Er is geen enkele afwijkingsmogelijkheid hierin. Anders gezegd, de president en de minister hebben helemaal niets te vertellen hierover, zij zijn gebonden aan deze wet. Het is dwingend recht en de president en of de minister hebben geen enkele beleidsvrijheid in dit opzicht.
Het kwalijke is dat de president als toenmalig oppositieleider lid was van de commissie die deze wet had voorbereid in het jaar 2018. Dus hij had moeten kunnen weten dat de voorgenomen benoeming van de heer Khargi in strijd is met de wet. Desondanks tracht hij deze wet naast zich neer te leggen met de aanstaande benoeming van de heer Khargi. Indien het instituut van de president zich niet houdt aan de wet, wil het zeggen dat er inbreuk gepleegd wordt op de rechtsstaat. In bijna elke speech gebruikt de president het woord ‘rechtsstaat’. Indien hij deze benoeming en dus deze niet naleving van de wet doorzet, wat is dan de rechtsstaat nog waard. Wij gaan ervan uit dat de president zijn juridisch team geraadpleegd heeft in deze zaak. Desondanks is deze enorme juridische blunder begaan.
Wij hebben onze zienswijze met bewijzen uit de wet onderbouwd. Mochten er mensen zijn die een andere opvatting erop na houden, dan nodigen wij hen uit om langs deze weg hun juridisch onderbouwde zienswijze kenbaar te maken. Dat zal voor een gezonde maatschappelijke discussie kunnen zorgen. Let wel, wij willen geen morele of sentimentele argumenten horen, wij willen wettelijke argumenten indien er een andere zienswijze is.
In onze volgende column zullen wij ons licht laten schijnen op de Memorie van Toelichting van deze wet.
Sunil Sookhlall & Kries Mahabier