Ik heb kennisgenomen van de verklaring van minister Rishma Kuldipsingh van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technologische Innovatie (EZ), die uitgegeven is naar aanleiding van de door mij gepubliceerde columns over de scheve schaats die zij rijdt en gereden heeft.
Zij geeft aan dat de besteding van middelen vanuit de begroting (inclusief Krediet Opening middelen, afgekort KO) strikt conform wettelijke regelingen en gangbare overheidsprocedures plaatsvindt en heeft plaatsgevonden. Dit is een grove leugen. Ik heb gedocumenteerd aangegeven dat de KO door de kassier ontvangen wordt en vervolgens direct overgedragen wordt aan Rishi Raghoenath, de Onder Directeur Administratieve Diensten (ODAD). Dit is allesbehalve conform het bestendig gebruik met betrekking tot verantwoordingsprocessen binnen het ministerie.
Haar stelling dat zowel de Onderdirecteur Administratieve Diensten (ODAD) als de kassier de betalingen verrichten, klopt voor geen meter. Indien de kassier de gelden volledig overdraagt aan de ODAD, hoe kan de kassier dan betalingen verrichten? Zie de volgende documenten waaruit blijkt dat de kassier het geld volledig overdraagt aan de ODAD.
Lees hier:
Bijlage 1
Bijlage 2
Kuldipsingh heeft niet kunnen aantonen dat de Afdeling Interne Controle een verantwoordingsbrief- of formulier heeft geaccordeerd (kascontroleformulier). Dat kan zij ook niet, want de Afdeling Interne controle is buitenspel gezet. Ik nodig haar uit om de kascontroleformulieren vanaf haar aantreden tot heden te publiceren of mij te doen toekomen (ook die tijdens haar periode bij het ministerie van Arbeid en Jeugdzaken).
Zij stelt: “Wij mogen de samenleving geruststellen dat er tot heden geen onregelmatigheden zijn geconstateerd”.
Commentaar:
Dit is wat men in de volksmond “drei ai” noemt. Op 15 juni 2022 zijn bij Office Electronics inkopen gedaan ten bedrage van SRD 41.638,20. In het Staatsbesluit d.d. 12 januari 2022, houdende nadere wijziging van het Comptabiliteitsbesluit, is bepaald dat voor uitgaven tot SRD 25.000 per leverancier geen goedkeuring nodig is van de Raad van Ministers (RvM).
Voor uitgaven boven de SRD 25.000 per leverancier is een raadsvoorstel nodig, met een daaraan gekoppelde goedkeuring van de RvM. Bij een dergelijk raadsvoorstel worden altijd minimaal drie offertes aangeleverd, waarbij gekozen wordt voor de goedkoopste leverancier. Voor de uitgaven bij Office Electronics die de grens van SRD 25.000 overschreden, is er nimmer sprake geweest van een raadsvoorstel vergezeld van drie offertes, laat staan van een goedkeuring van de RvM. Hier is de staat ernstig benadeeld, want men heeft niet gezocht naar de goedkoopste leverancier. Kortom, de wet is overtreden. Dus, hoezo is er geen sprake van onregelmatigheden.
Juridische kwakzalverij van Kuldipsingh
Ik had gesteld dat Kuldipsingh een vergunning heeft ondertekend, waartoe zij niet bevoegd was en daarmee in strijd met de wet gehandeld heeft.
De minister heeft in de reactie, het volgende gesteld:
“Eveneens heeft het verstrekken van de vergunning, genoemd in voorgaande mediaberichten, plaatsgevonden onder de wettelijke richtlijnen genoemd in artikel 25 lid 1 Wet bedrijven en beroepen (houdende vaststelling van regels inzake het uitoefenen van bedrijven en beroepen). Degene die zich op feitelijke gronden niet kan verenigen met een besluit inzake het bezwaar ingevolge artikel 24. Bovengenoemde biedt de minister de ruimte om op te treden als beroepsinstantie. Ook artikel 36 lid 3 stelt dat de minister belast met economische aangelegenheden is belast met de uitvoering van deze wet (Wet bedrijven en beroepen)”.
Commentaar:
Dit is de reinste vorm van juridische kwakzalverij.
In artikel 4 lid 1 van de wet van 7 april 2017, houdende vaststelling van regels inzake het uitoefenen van bedrijven en beroepen (Wet Bedrijven en Beroepen) staat: “Vergunningen, als bedoeld in artikel 3 lid 3 onder b, worden verleend door de directeur”. De vergunning is nu verleend door de minister en niet door de Directeur. De minister heeft de vergunning onbevoegdelijk ondertekend en die vergunning is ongeldig.
In artikel 24 van de Wet bedrijven en beroepen staat dat je in bezwaar kunt gaan bij de directeur van het ministerie van EZ (het bevoegde orgaan in eerste instantie binnen het ministerie). Je kunt in bezwaar gaan tegen een weigering van een vergunningaanvraag, maar je kunt ook in bezwaar gaan tegen het niet nemen van een beslissing op een vergunningaanvraag. Op dat bezwaar moet de directeur een beslissing nemen.
In artikel 25 lid 1 van de Wet bedrijven en beroepen staat dat indien je niet tevreden bent met de beslissing op bezwaar (beslissing van de directeur), je als vergunningaanvrager in beroep kunt gaan bij de minister. Volgens de systematiek van deze wet, dient er eerst bezwaar gemaakt te zijn bij de directeur. Ben je niet eens met de beslissing op bezwaar, dan pas kun je in beroep gaan bij de minister. In beroep mag de minister zelf beslissen in de zaak.
Je kunt niet in beroep gaan bij de minister, zonder eerst bezwaar gemaakt te hebben. Wat de minister nu stelt, komt erop neer dat de vergunningaanvrager in beroep is gegaan bij de minister en dat de minister aan de hand daarvan de vergunning heeft verleend. Dit is bezijden de waarheid, want er is nimmer beroep aangetekend bij de minister tegen een beslissing op bezwaar. Zou er ook beroep aangetekend zijn bij de minister, dan had zij het beroep niet ontvankelijk moeten verklaren, want het traject van ‘Bezwaar’ is nimmer gevolgd.
Er is nimmer bezwaar gemaakt, want de vergunning is nimmer geweigerd geweest. Er is ook nimmer bezwaar gemaakt tegen het niet nemen van een beslissing op de vergunningaanvraag. Kortom, een cursus Staats- en Bestuursrecht voor beginners, zou niet overbodig zijn voor de minister en voor degenen die haar zich van deze juridische kwakzalverij laten bedienen.
Stelling van de minister:
“Ook artikel 36 lid 3 stelt dat de minister belast met economische aangelegenheden is belast met de uitvoering van deze wet (Wet bedrijven en beroepen)”.
Commentaar:
De minister is inderdaad belast met uitvoering van deze wet, maar dat houdt niet in dat de minister zich bevoegdheden aanmeet die in deze wet uitdrukkelijk aan de directeur toegekend zijn. De ministeriële verantwoordelijkheid voor uitvoering van deze wet houdt in dat de minister alles in het werk moet stellen dat deze wet correct uitgevoerd wordt. Het is een wettelijke opdracht aan de minister dat zij ervoor zorgdraagt dat alle processen conform deze wet plaatsvinden. Voorbeeld: zij moet alle processen in place brengen zodat de directeur in staat gesteld wordt de vergunningaanvragen af te handelen, want die bevoegdheid is aan de directeur toegekend.
Minister geeft toe dat zij onterecht salaris heeft ontvangen
Ik had in mijn eerdere column een salarisstrook van de minister gepubliceerd, waaruit bleek dat zij als ambtenaar van het ministerie van EZ salaris ontving, terwijl zij ook minister was. Ik had ook gesteld dat het mij niet gebleken was dat zij het onterecht ontvangen salaris teruggestort had.
De minister biedt in haar reactie haar excuses aan voor het feit dat zij het onterecht ontvangen salaris niet teruggestort heeft. Zij zegt dat het een omissie was en dat zij zelf gevraagd heeft om stopzetting van het dubbele salaris. Mijn informatie wijst uit dat zij gevraagd heeft om stopzetting, nadat er ruis was ontstaan op het ministerie. Dus het was helemaal geen omissie (vergissing), maar een opzettelijke ongerechtvaardigde verrijking.
Zij stelt dat bij stopzetting van het salaris niet gevraagd is om de onterecht ontvangen salarissen terug te storten. Laten wij aannemen dat zij zelf actie ondernomen heeft om het onterechte salaris te doen stoppen. In dat geval is zij dan wel bewust van de onrechtmatigheid van dat salaris. Het is niet uit te leggen dat zij niet wist dat zij het onrechtmatig ontvangen salaris terug had moeten geven. Nu ik het geval naar buiten heb gebracht, komt zij met “hangende pootjes” meedelen dat zij het gaat terugstorten. Anders was het nimmer teruggestort.
Sunil Sookhlall
sunil.sookhlall@hotmail.com
Facebook