Het dolfijnenprogramma dat Green Heritage Fund Suriname (GHFS) met beschikbare vrijwilligers doet, loopt nu al elf jaar elke zondag met of zonder zon. Gezien de droge tijd was het de afgelopen zondag een heldere blauwe hemel en het onderzoeksteam en nog enkele gasten stapten ‘smorgens tegen negen uur in de boot. Al op de pier bij Leonsberg kon er gestart worden met een meting van de helderheid van het water. De jongste gast aan boord had direct een gelegenheid om zijn handen uit de mouwen te steken.
Rivierwater in een meetbuis schenken waar op de bodem van de buis een wit-zwarte verdeling is aangebracht, een Secchischijf. Dan aangeven bij welk getal je die wit-zwarte verdeling niet meer kan zien. En het moet in de schaduw gedaan worden, want anders krijg je een ander resultaat. Dit alles mag je dan drie keer herhalen!
Met felgekleurde reddingsvesten aan voer de boot richting Braamspunt, soms met wat meer vaart, maar de trip is vooral bedoeld om onderzoek te doen.
Sinds 2005 verzamelt GHFS basisgegevens over de wilde dolfijnenpopulatie Sotalia guianensis in het estuarium van de Surinamerivier.
Volgens Monique Pool zijn er in de Surinamerivier langs de oostkust tussen de 50-100 dolfijnen. “Dat de dolfijnen nog gewoon in de buurt van de boot komen, komt zeer waarschijnlijk, omdat ze zich thuis voelen hier, de rivier is nog niet overbevist zoals de Coppenamerivier.”
Stellar Tsang, al enkele jaren vrijwilliger, staat vrijwel de hele trip met haar camera gewapend! Ze weet ons te vertellen dat ze de dolfijnen identificeert via de vinnen.
“Van 49 dolfijnen ben ik al zeker dat ik ze goed heb geïdentificeerd en één dolfijn niet voor twee verschillende heb gezien. Van twaalf moet ik dat nog nader bepalen.”
Het is ook handig om videobeelden vast te leggen en daarvoor is weer een andere vrijwilliger aanwezig. Ook de bootsman heeft een oog ontwikkeld om aan te geven waar er een groepje dolfijnen net opgedoken is. Ineens worden we opgevrolijkt door twee kleintjes die net naast de boot zwemmen! Het aantal wordt ook bijgehouden.
Er worden ook rode ibissen gezien. Naarmate we dichterbij Braamspunt komen, valt op dat het water minder troebel is en zout smaakt. Bij de meting daar zie je ook hoe helder het is. Deze helderheid geeft aan hoeveel sediment erin zit en het maakt het de dolfijnen ook makkelijker om hun prooi te zien.
Pool vertelt dat deze brakwaterdolfijnen ook een elektroreceptor in hun snuit hebben die hun van dienst is om hun prooi te lokaliseren tot in de modder.
Te Braamspunt hoeven we niet door modder te gaan, maar we kunnen vrij ronddwalen en eventueel pootje baden. Opvallend was de grote hoeveelheid aangespoelde kwallen.
Dat heeft waarschijnlijk te maken met verandering in seizoen en wanneer de schilpadden komen rond januari dan is dat vooral hun voedsel, geeft Pool aan.
De vissershuisjes die volledig uit zinkplaten opgetrokken zijn, moeten vreselijk heet zijn in de blakende zon. Garnalen worden gespreid om te drogen en een hond kijkt van een afstand. Naast aangespoeld drijfhout is er ook nog een hoop afval dat Braamspunt ontsiert.
Maar ook de bewoners daar weten zo te zien geen raad met hun rommel. Kapotte visnetten, ijsboxen, boten en stapels blikjes en plastic flessen slingeren rond tussen schelpen en dode vis en garnalen. Op de terugweg wijst Stellar Tsang een foto van een vin van een dolfijn.
“Is dat nu Henry of Hariëtte?”, vraag ik haar. “Nee, deze noem ik Rebel,” zegt ze.
“Het is toe te juichen dat GHFS na elf jaar nog steeds het de moeite waard vindt om dit soort onderzoek te doen. Zou er een beetje rebels bloed aanwezig zijn bij ze?”
Tanya Frijmersum