In het parlement is donderdag behandeld en met algemene 37 stemmen aangenomen de Wet houdende regels betreffende de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafrechtelijke beslissingen en de overdracht van de tenuitvoerlegging van Surinaamse strafrechtelijke beslissingen aan het buitenland. De essentie waarom deze wet van belang is, is om het mogelijk te maken dat de staat Suriname onder bepaalde omstandigheden de ten uitvoerlegging van een vonnis kan overdragen aan een vreemde staat of dat Suriname een rechterlijk strafvonnis overneemt van een vreemde staat en de gevonniste persoon in Suriname zijn straf uitzit. In eenvoudige taal komt het erop neer dat een persoon die in Suriname of in het buitenland is gevonnist, zijn straf niet kan ontlopen. Hiermee blijft de (internationale) straforde gehandhaafd.
Minister Jennifer van Dijk-Silos van Justitie en Politie heeft op 13 oktober 2016 in het parlement gezegd dat deze wet niet van toepassing zal zijn op verstekvonnissen. Dit is de aanleiding waarom wij van de Surinaamse Partij van de Arbeid (SPA) onze stem laten horen. Alle haren rezen ons te berge van ontzetting en afgrijzen, omdat de hele bedoeling van de wet, de internationale straforde handhaven, hiermee om zeep wordt geholpen. Als een verdachte bij de behandeling van zijn zaak in een vreemde staat aanwezig is, is de logische volgende stap bij een strafvonnis, dat het vonnis wordt uitgevoerd. Is de verdachte niet aanwezig in die vreemde staat, blijft hij buiten de armen van justitie van die vreemde staat. Deze wet zou na afkondiging dus ervoor moeten zorgen dat een verdachte zijn straf uitgesproken in een vreemde staat niet ontloopt. Nu wenst de minister een exceptie te maken voor verstekvonnissen. Onze ontzetting werd groter na het argument van de minister te hebben gehoord, waarom een verstekvonnis niet van toepassing mag zijn op deze wet.
De minister geeft aan dat aan een essentiële voorwaarde van een eerlijk proces niet is voldaan bij een verstekvonnis, omdat de verdachte wordt gevonnist ondanks die niet aanwezig was bij de behandeling van de zaak. Voor onze eigen gemoedsrust hebben wij het Internationaal Verdrag in zake Burger en Politieke rechten (BUPO) artikel 14, dat handelt over een eerlijk proces, er op na geslagen om na te gaan als de minister met haar bewering gelijk had.
Artikel 14 lid 3 BUPO aanhef stelt: “Bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging heeft een ieder, in volle gelijkheid, recht op de volgende minimumgaranties”. Artikel 14 lid 3 sub d BUPO regelt één van de minimum garanties met betrekking tot de aanwezigheid van een verdachte en stelt: “In zijn tegenwoordigheid te worden berecht, zichzelf te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman”. Alvorens verder te gaan stellen wij vast dat Suriname partij is bij het BUPO-verdrag en bij de ratificering heeft de staat Suriname geen reservering gemaakt met betrekking tot artikel 14. Dit artikel moet Suriname dus naleven zoals het in het verdrag staat.
Wat moeten we onder deze bepaling van het BUPO verdrag verstaan? Hoe interpreteren we de strekking van deze bepaling? In het International Standards on Criminal Defence Rights rapport op de General Comments van de UN Human Rights Committee Decisions van 2013, is onder andere ingegaan de interpretatie van artikel 14 lid 3 sub d BUPO. In dit rapport geeft men aan, compleet met cases als voorbeelden, wanneer niet voldaan is aan de minimale garanties van een eerlijk proces als het gaat om de tegenwoordigheid van de verdachte bij de berechting.
In de General Comments interpreteert men artikel 14 lid3 sub d BUPO als volgt:
Deze bepaling refereert naar twee vormen van verdediging waaruit de verdachte kan kiezen. De vormen sluiten elkaar niet uit. De verdachte heeft het recht om zichzelf te verdedigen of de verdachte kiest voor zijn recht om zich door tussenkomst van een raadsman van zijn eigen keuze te doen verdedigen. Over dit recht moet de verdachte worden geïnterpreteerd. Verdachten die door een raadsman worden bijgestaan hebben het recht hun raadsman, binnen de grenzen van zijn professionele verantwoordelijkheid, instructies te geven met betrekking tot de uitvoering van hun case en om te getuigen in hun belang.
Voorts geven de General Comments met betrekking tot de afwezigheid van de verdachte de volgende strekking:
Om het recht van de verdediging te garanderen zoals neergelegd in artikel 14 lid 3 BUPO, moeten gedaagden in staat zijn om in persoon te verschijnen tijdens de strafprocedure en deel te nemen in het proces. Bij verstek kan een procedure in sommige omstandigheden toegestaan worden op grond van artikel 14 lid 3. Soms kan een goede rechtsbedeling verlangen dat een persoon wordt gevonnist zonder zijn of haar aanwezigheid. Om te voldoen aan een eerlijk proces, vereist een vonnis bij verstek dat:
– ondanks de afwezigheid van de verdachte, moeten alle kennisgevingen aan de verdachte of diens raadsman worden gedaan om over de datum en plaats van zijn proces te worden geïnformeerd en zijn aanwezigheid aan te vragen.
– hoorzittingen moeten openstaan voor het publiek, en zo niet moeten worden gesloten omwille van de goede zeden, de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, of wanneer het belang van het privéleven van de partijen dit vereist, of voor zover dit strikt noodzakelijk is in het oordeel van de rechtbank in speciale omstandigheden waarin openbaarheid schadelijk zou zijn voor de belangen van rechtvaardigheid.
De minister stelt zondermeer (zonder excepties wanneer wel en wanneer niet) dat een verstekvonnis in strijd is met een fundamenteel mensenrecht, namelijk het recht op een eerlijk proces. Verder de lijn trekkend, dus als de president als hoofdverdachte in het 8 decemberstrafproces een verstekvonnis krijgt, wat betekent dit dan minister? De argumentatie van minister Silos is op zijn zachts gezegd misleiding, omdat de General Comments van de VN Mensenrechten Commissie aangeeft dat de bewoordingen van het verdrag duidelijk zijn.
Resumerend; dat de verdediging moet worden uitgevoerd in (eigen) persoon of met wettelijke assistentie. De keuze maakt de verdachte dus zelf. Indien de verdachte afwezig is, moet hij zijn geïnformeerd over de datum en de plaats van zijn proces en de zitting moet openbaar zijn tenzij omstandigheden anders vereisen. Indien aan deze minimale garanties is voldaan, heeft de verdachte een eerlijk proces gehad.
Alweer speelt een regeringsfunctionaris met zand. Deze keer geen zand erover maar zand strooien in de ogen van de Surinaamse burgers. Waarom speelt de minister met zand? Wij van de SPA stellen dat vast, onder andere omdat de huidige president in Nederland bij verstek is gevonnist. Met deze exceptie en verfoeilijke argumentatie belazert de regering ons alweer!
De Surinaamse Partij van de Arbeid