Op dinsdag 17 januari jongstleden publiceerde het dagblad de Ware Tijd het artikel “Ex-medewerker klaagt over rancune bij onderwijs”. In deze ingezonden brief verduidelijk ik de gang van zaken.
Ik ben werkzaam geweest op het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur als transitiemanager van Leermiddelen, Productie en Distributie (LPD) om efficiëntie te brengen en professionalisering van deze grote, belangrijke afdeling. Kort na mijn aantreden op 1 mei 2015 oriënteerde ik mij op deze afdeling en vergaderde met de medewerkers van alle subafdelingen om hen ervan bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden van LPD.
Omdat gebleken was dat schoolartikelen, op een vreemde manier verdwenen en/of op de markten te koop waren, maakte ik mij hard voor efficiëntie en controle. Het ging om artikelen die het bezit waren van het ministerie. Na oriëntatie zijn er rapportages uitgekomen en die zijn gericht naar de directie van het ministerie. Ik maakte kritische kanttekeningen en bekeek de zaak vanuit alle oogpunten. Er was sprake van “structureel mismanagement” en de leiding van het ministerie bleek daarvan op de hoogte te zijn. Ik ontdekte dat er flink werd gesjoemeld met bestelbonnen, maar ook dat was geen nieuws voor de leiding: degene die leiding gaf aan LPD, V. Ramkhelawan, is gelieerd aan de huidige vicepresident, Ashwin Adhin.
De vraag rees: “Hoe gaat de leiding om met mismanagement en gesjoemel?”
Volgens Robert Peneux, de toenmalige directeur en die nu de huidige minister is, was de ontslagbrief van de leiding van LPD al klaargelegd, maar Adhin weigerde om daar invulling aan te geven. Conclusie: Peneux erkende mismanagement en wist wat er gaande was.
Andere misstanden waren:
– distributie door derden: het ministerie heeft zijn eigen personeel, maar zette medewerkers in van NV Gallerij, een dochteronderneming van Combémarkt en dit in opdracht van Adhin. Dit is conflict of interest en comptabel ook niet verantwoord;
– verhuur van magazijnen: uit een document uit 2013 bleek dat de toenmalige directeur, Peneux, een stuk had getekend tot vernietiging van verouderde schoolboeken in een magazijn. De vernietiging bleef uit en tot eind 2015 hebben wij, de belastingbetalers 24 maanden x SRD 18.700 (= SRD 448.800) betaald aan overbodige magazijnhuur. In gesprekken met de heer Dipotaroeno, onderdirecteur Ontwikkelingsdienst en de heer Narain, toenmalige onderdirecteur Onderwijs (oom van Adhin), heb ik kenbaar gemaakt dat er sprake was van verkwisting van staatsgelden. Ook over andere misstanden heb ik vertrouwelijke gesprekken gevoerd met deze twee functionarissen. Dus zij waren op de hoogte van zaken die spelen, de rapportages getuigen daarvan.
Pas veel later ontdekte ik dat dit magazijn toebehoorde aan Oemapersad, de zwager van Ashwin Adhin. Ook toen bekend was dat de opslag niet nodig was, deed het waarnemend hoofd Ramkhelawan van LPD een verzoek tot verlenging van de magazijnhuur en Peneux tekende voor akkoord. In mei 2015 is dit familielid zelfs aangetrokken als ambtenaar, terwijl uit de bewoordingen van Peneux kon worden opgemaakt dat ambtenaren geen nevenberoepen mogen hebben. Uit gesprekken met Peneux was naar voren gekomen dat dit niet mocht en kon. Hij beaamde dat Oemapersad en Ramkhelawan onder een hoedje speelde. “Korte metten, harde taal” gold niet voor familie van de toenmalige minister en huidige vicepresident Adhin. Als directeur heeft de heer Peneux al mijn rapportages ontvangen.
Op een gegeven moment circuleerde mijn rapportage op een bepaalde afdeling, daarvan maakte ik melding op 4 augustus 2015 aan Peneux en Narain. Op 12 augustus 2015 vescheen een artikel over de geconstateerde misstanden in Dagblad Suriname. Hoe mijn rapportages uitgelekt zijn, is voor mij een raadsel. Het ministerie heeft nooit onderzocht of iemand de informatie wellicht met opzet heeft laten uitlekken. Ondertussen vond minister Peneux dat ik goed werk leverde, zowel voor LPD als bij de commissie van de landelijke VOS-inschrijvingen, waar ik de coӧrdinator was voor HAVO. Verschillende hoofden en onderdirecteuren van het ministerie hebben zich ook daarover uitgesproken.
Nadat Dagblad Suriname contact legde met het ministerie ten aanzien van mijn rapportages, kreeg Narain opdracht om handtekeningen tegen mij te verzamelen. Dat gebeurde onder het motto: “Kijk wat meneer Soebdhan geschreven heeft over jullie.” Helaas heb ik nooit enige brief of handtekening gezien van LPD-medewerkers die tegen mijn functioneren waren. Zij weten dat ik hen een warm hart toedraag; ze werken hard en onder erbarmelijke werkomstandigheden. De volgende dag, nadat de medewerkers het artikel in Dagblad Suriname gelezen hadden, voelden zij zich gepakt door Narain. In het artikel zelf zei hij dat veel zaken in mijn rapport wel klopten.
Citaat: “In gesprek met Narain bevestigt deze tegenover de krant de genoemde punten van kritiek als te zijn een correcte weergave van zaken. Hij geeft daarbij gelijk aan dat er alles aan gedaan wordt om de situatie nu aan te pakken en dat een aantal zaken, zoals de onnodige overuren, nu al tot het verleden behoort. Arbeiders in dienst op de afdeling zaten tot voor kort vaker zonder werkzaamheden en gingen tijdens hun ‘zogenaamde’ overuren vaker over tot het gebruik van alcohol.” (bron: Dagblad Suriname: Chaos en geldverspiling Minowc/LPD onder ministerschap Adhin)
De nieuwe directeur Natascha Benanon, nauwelijks een paar dagen directeur, nodigde mij uit voor een gesprek op 7 september 2015. Zij deelde mij mede dat ik op een school geplaatst zou worden. Ik gaf te kennen dat ik op het ministerie wilde blijven werken, daar er verschillende hoofden en onderdirecteuren hadden gezegd dat zij mijn inzet waardeerden en mij voor het ministerie wilden behouden. Tijdens het gesprek liep minister Peneux binnen. Hij zei: “Sailis, je bent een harde werker en we willen je niet kwijt. We moeten je beschermen en daarom plaatsen we je op een school.” Ik heb het ministerie gevraagd om het voorstel in overweging te nemen en heb dat per brief, d.d. 8 september 2015, bevestigd aan de leiding. Tot mijn verbazing en frustratie ontving ik op 10 september 2015 een brief waarop de arbeidsovereenkomst is stopgezet, omdat ik niet zou performen, vertrouwelijke informatie zou hebben doen uitlekken en de `cohesie` op de afdeling niet zou kunnen bewaren.
Hoofden en onderdirecteur Dipotaroeno hebben gelobbyd om mij toch nog voor de klas te plaatsen, zodat ik niet brodeloos zou zijn. Peneux veegde hun pogingen van de tafel. Dat werd mij per sms medegedeeld door het hoofd Bureau VOS.
Mijn verweer/bezwaar heb ik eveneens doen toekomen aan DNA-voorzitter, Jennifer Simons en president Desi Bouterse met alle relevante en bewijsstukken. Vervolgens heb ik de verschillende hiërarchische wegen bewandeld die er zijn, tot nu toe kreeg ik nul op het rekest.
We zijn nu bijna anderhalf jaar verder. Als jonge, politiek ongebonden Surinamer zit ik nog steeds zonder werk, ondanks gesprekken met onder meer DNA-voorzitter, Jennifer Simons, raadsadviseur Jules Wijdenbosch en raadsadviseur Peggy Bouterse.
Ik ben bang dat jonge mensen bang zullen zijn om misstanden te melden of voor zichzelf op te komen uit rancune jegens hen of uit broodvrees. Ik vrees dat zij zullen denken: anderen verkwisten gelden, plegen frauduleuze handelingen, dan doe ik het ook!
Sailis Soebdhan