De vrijheid van meningsuiting wordt universeel gezien als een noodzakelijk instrument voor de belangrijke rol als “public watchdog” die een klokkenluider vervult in een democratische samenleving. De vrijheid van meningsuiting is een hoeksteen van de democratische samenleving en is een noodzakelijk middel om onderwerpen van publiek belang, zoals misstanden bij de overheid of andere invloedrijke instituties aan de kaak te kunnen stellen. Als de naam van een bepaalde persoon op een negatieve en beschamende zin in de publiciteit wordt gebracht, kan die persoon daardoor ernstige reputatie- en prestigeschade ondervinden. Een anonieme klokkenluider behoort zich vooraf dan ook de vraag te stellen: dien ik met het openbaar maken van materiaal een publiek belang/debat of ben ik alleen maar uit op sensatie? De moraal is: bezint eer gij begint! Indien, het bevredigen van de nieuwsgierigheid van een specifiek publiek aangaande het privéleven van een persoon het enige doel is, dan is géén sprake van een bijdrage aan het publieke debat.
In de SPSB-kwestie is er sprake van een botsing van twee fundamentele rechten: enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (recht op privacy) anderzijds. Daarbij staan twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van de klokkenluider om zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over (beweerdelijk aanwezige) misstanden die de samenleving raken, en aan de andere kant het belang van de SPSB en de “gedupeerde rekeninghouders” om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan hun integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam.
Het antwoord op de vraag welk recht dient te prevaleren als er zich een spanning voordoet tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy anderzijds, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de aard van de geuite verdenkingen, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, de ernst van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak willen stellen, de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen en de aard van het medium waarin de uitlatingen zijn gedaan. Ook de mate van waarschijnlijkheid dat, het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden, is van belang.
Ik neem aan dat de klokkenluider door openbaarmaking en publicatie van de SPSB-documenten het uitlokken van het publieke debat omtrent een vermeende misstand, namelijk financiële malversaties bij de SPSB ten doel heeft en dat hij als “public watchdog” een inbreuk op het recht van privacy van de “gedupeerde rekeninghouders” geoorloofd en gerechtvaardigd heeft geacht.
De klokkenluider heeft uit de informatie vervat in de SPSB-documenten kennelijk de conclusie getrokken dat zich bij de SPSB financiële malversaties hebben voorgedaan, omdat uit de SPSB-documenten afgeleid zou kunnen worden dat bepaalde personen door de SPSB uit vrijgevigheid zijn bevoordeeld. Leningen zijn zonder reden afgeboekt (waren deze leningen inderdaad niet voor verwezenlijking vatbaar?). Hiermede is aan het vereiste voldaan dat de geuite verdenkingen objectief en verifieerbaar steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Kortom: de gedragingen van de SPBS en de vermeende fraudeurs zijn voor iedere – weldenkende en over een gezond verstand beschikkende – klokkenluider voldoende om de beschuldiging van financiële malversaties te kunnen rechtvaardigen.
Indien zich een situatie voordoet waarin sprake is van botsende grondrechten zal er een belangenafweging gemaakt moeten worden. Die belangenafweging kan tot gevolg hebben dat het individuele belang moet wijken voor het publieke belang. Anders gezegd: naming and shaming is soms toegestaan, zodat een individuele burger soms een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer ten behoeve van het publieke belang zal moeten accepteren.
Mr. Orlando H.A. Mo-Ajok