Het gedrag en de opstelling van de minister van Defensie, Ronni Benschop, in De Nationale Assemblee (DNA) op maandag 3 juni zijn op zijn zachtst gezegd staatsgevaarlijk en onacceptabel. Het Nationaal Leger (NL) is onderdeel van het totale staatsbestel en geen politieke achterban van de politieke partij NDP. De minister heeft geen lessen geleerd van de muiterij op 25 februari 1980 van een groep van zestien militairen en de desastreuze gevolgen ervan, waaronder vernietiging van mensenlevens, mensenrechtenschendingen en een oorlogseconomie, lasten die de totale samenleving tot op heden draagt.
In plaats van invulling te geven aan het beleid van de regering met betrekking tot defensie vervalt deze minister, teneinde zijn onvermogen te verhullen, in “stoere taal” en wordt het decorum van de volksvertegenwoordiging aangetast.
Benschop begrijpt namelijk niet dat het NL geen orgaan is dat ingezet mag worden voor hulp aan private ondernemers of culturele organisaties. De minister weet blijkbaar niet dat onder de zeven kerntaken met betrekking tot het defensiebeleidsgebied valt: “Het op aanvraag, conform de wettelijke regelingen, verlenen van hulp en bijstand bij productieve en dienstverlenende activiteiten van de Overheid.” Dus geen assistentie aan “Bravo kampu of de culturele bijeenkomst te Mapane.
De ‘stoere’ taal van de minister moet verhullen dat het Ministerie van Defensie zich had voorgenomen negen resultaten te realiseren die zouden moeten bijdragen aan vier ontwikkelingsuitkomsten in het Ontwikkelingsprogramma (OP) 2017-2021 waarvan nul succesvol zijn afgerond (zie jaarplan 2019).
Nadrukkelijker van zijn onbenul van zijn beleidsverantwoordelijkheid komt tot uiting met zijn uitspraak: “Interne aangelegenheden van het leger gaan wij hier niet bespreken.” In onze grondwet wordt juist ondubbelzinnig aangegeven dat het leger zijn taak uitoefent ‘onder verantwoordelijkheid van en in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregelen’.
Constitutioneel wordt in dit verband met ‘bevoegd gezag’ bedoeld de middels vrije en geheime verkiezingen democratisch tot stand gekomen regering, met een burgerpresident (dus geen militair) als opperbevelhebber en minister van Defensie als politiek verantwoordelijke organen. Het betekent dat hij in het openbaar, aan onze Nationale Assemblee, verantwoording verschuldigd is waarom het leger niet beter functioneert en het in te stellen onderzoek naar de naar corruptie riekende activiteiten van sommigen in het leger zoals aangehaald door het assembleelid Belfort (ABOP).
Voor alle duidelijkheid: “De minister staat niet als militair in DNA.” Conform de Grondwet maakt hij ook deel uit van de Veiligheidsraad. Een belangrijke vraag die hij uit hoofde daarvan zou moeten beantwoorden, is waarom onder het gevoerde beleid de buitengrenzen van Suriname zo lek zijn als een zeef, getuige de grote hoeveelheden drugs die in- en uit het land gaan, de voortgaande mensenhandel en het vrijelijk inreizen van internationaal gezochte criminelen.
Het wanbeleid van deze minister tast de waardigheid van onze manschappen aan. Dit leger wordt onderhouden door onze belastingopbrengsten, dus vragen over het reilen en zeilen van ons leger horen in absolute transparantie en openbaarheid besproken te worden. De minister helpt dus niemand dan zichzelf en zijn vriendjes bij de exploitatie van onze manschappen.
De wijze waarop er nu wordt omgegaan met ons leger door deze minister is zeer riskant en creëert een levensgevaarlijke situatie voor onze samenleving en zelfs een dreiging voor onze democratie.
Het voorstel van de parlementsvoorzitter, Jennifer Geerlings-Simons, om zaken het leger betreffende in comité-generaal te bespreken is verwerpelijk en verdacht. Het is de hoofdtaak van DNA dat het regeringsbeleid in het parlement besproken en beargumenteerd wordt, zodat dit naar de totale samenleving transparent is. De suggestie om slechts achter gesloten deuren met zwijgplicht over ons leger te praten, is onacceptabel en ons inziens een grove stap in de richting om het totale staatsbestuur aan de ogen en oren van de gemeenschap te onttrekken.
Da’91 constateert dat de minister van Defensie zowel grondwettelijk als beleidsmatig niet voldoet. Voorts is het voor ons duidelijk dat de meerderheid in DNA voorbij gaat aan de controlerende taak naar de regering en in plaats daarvan geen gelegenheid voorbij laat gaan om te flikvlooien met de ministerraad.
DA’91