Het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) en het Scheepvaartmuseum hebben de Keti-Koti-lezing afgelast, vanwege de ‘onrust in Surinaamse gemeenschap’, die was ontstaan, nadat bekend werd dat Sandew Hira keynote spreker zou zijn. Een verbitterde en onsportieve Hira heeft in een verklaring fact free beweerd dat het Scheepvaartsmuseum ‘onder druk’ is gezet en NiNsee ‘is gezwicht’. Het Scheepvaartmuseum heeft volgens de NOS ontkend dat zij onder druk is gezet en verklaard dat het NiNsee het besluit heeft genomen.
Hira vindt dat met het afzien van zijn keynote sprekerschap zijn ‘vrijheid van meningsuiting’ is geschonden. Dat is een merkwaardige zelfvictimisatie. De vrijheid van meningsuiting is het recht van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder voorafgaande controle door de staat. Als een keynote spreker niet (meer) passend wordt geacht voor de Keti-Koti-lezing en wordt afgezegd, dan valt dat volledig binnen de bestuurlijke bevoegdheden van het NiNsee. Er komt geen staat aan te pas. Hira is als elke burger in Nederland vrij zijn mening te verkondigen; hij is alleen niet (meer) passend geacht als keynote spreker van de Keti-Koti-lezing. Als de redactie van een krant besluit jouw artikel niet te plaatsen, is dat haar discretionaire bevoegdheid. Jouw vrijheid van meningsuiting is daarmee niet geschonden; je mag jouw artikel elders publiceren of zelf publiceren.
Waarvan wil Sandew Hira de aandacht afleiden?
Met zijn misinterpretatie van de vrijheid van meningsuiting, tracht Hira de publieke aandacht af te leiden van de oorzaak van de onrust in de Surinaamse gemeenschap. Nadat de commotie over de Keti-Koti-lezing was ontstaan, vroeg Radio Tamara mij om mijn mening, die ik kort gaf. Ik vond het niet passend dat de Keti-Koti-lezing zou worden gehouden door iemand die, gefinancierd door het Bouterse-regime, optreedt als pleitbezorger van straffeloosheid voor ernstige mensenrechtenschendingen in Suriname. De Keti-Koti-lezing zou voor allen moeten zijn; het zou kwetsend zijn voor de nazaten-nabestaanden in het bijzonder om een keynote spreker te hebben die hun mensenrecht op recht ontkent.
In een artikel op Suriname Herald heb ik verder beschreven wat ten grondslag ligt aan de onrust van de Surinaamse gemeenschap. Een radio-interviewtje in een lokaal Surinaams programma en een artikeltje op een Surinaams-Nederlandse website, zie daar mijn zonde. Maar bij Hira werd dat gebruiken van mijn recht op vrije meningsuiting ‘een intimidatiecampagne’ van ‘een groep extremisten onder leiding van Theo Para’, om hem het spreken ’te verhinderen’.
Hira zet de wereld op zijn kop. Het in brand schieten van radiostations en een drukkerij, het verbieden en censureren van media en het folteren en vermoorden van vier journalisten, zoals op 8 december 1982 onder verantwoordelijkheid van Hira’s broodheer is geschied, dat is nog eens schending van de vrijheid van meningsuiting. En voor de daders van zulke ernstige misdrijven propageert Hira, gefinancierd door het dadersregime, zelfrechtvaardigend zwaaiend met de dekoloniale vlag en onvoorwaardelijke amnestie. De daders moeten volgens Hira van elke rekenschap worden gevrijwaard. Het 8-decemberstrafproces moet worden gestopt. De rechters zijn ‘politici in toga.’ En hij is verontwaardigd dat de (nazaten-) nabestaanden hem volstrekt ongeloofwaardig en moreel onacceptabel vinden?! Als Sandew Hira minder gepreoccupeerd was met zichzelf en meer gaf om statuur, maatschappelijk draagvlak en toekomstbestendigheid van de Keti-Koti-lezing, dan had hij de eer aan zichzelf gehouden.
Theo Para