Heeft de waarnemend-president van het Hof van Justitie een scheve schaats gereden door de beslissing in hoger beroep in de zaak tegen Raymond Sapoen, Dipakkoemar Chitan (DNA-leden) en Jennifer Geerlings-Simons toe te lichten?
Hoogstens een persrechter zou zich mogen uitlaten over een beslissing die de media aantrekt, echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze rechter niet betrokken mag zijn bij de onderhavige beslissing en zich tevens onthoudt van elke authentieke interpretatie. In het algemeen geldt bovenal dat elke rechter door zijn vonnis spreekt, waarin de verwoording en motivering duidelijk moeten zijn. Het is daarom niet geoorloofd dat een rechter zijn eigen beslissing gaat verduidelijken, becommentariëren of verdere betekenis aan onderdelen hiervan gaat geven (Bron: Rechtbank mag vonnis niet toelichten).
In dit geval was de waarnemend-president van het Hof geen rechter. Desondanks zou deze stap door grote delen van onze samenleving gezien kunnen worden als zou het Hof in de bres willen springen voor de regering. Verschillende politieke partijen maakten namelijk hun voornemens bekend om bepaalde rechtsgevolgen van dit vonnis naar hun inzichten rechtens te doen afdwingen. Ter adstructie: het doen verrichten van rechtmatigheidstoetsingen van de genoten inkomsten van de teruggeroepen DNA-leden en van de aangenomen wetten waarvoor deze teruggefloten leden hebben gestemd. Elke uitspraak zal de bestaande rechtsorde en rechtstoestand gestalte geven, die medebepalend zullen zijn voor de gewenste maatschappelijke orde.
In hun artikel, “Hof van Justitie: een begraven DNA-lid is nog steeds DNA-lid”, concluderen de heren Sunil Sookhlall & Kries Mahabier onder andere dat het Hof ‘een bizar verwerpelijk precedent’ hier schept. In zijn reactie hierop, benadrukt mr. Prenobe Bissessur dat een vonnis in kortgeding in principe geen rechtstoestand kan vaststellen, scheppen, wijzigen of beëindigen.
Daarentegen, tracht de toelichting op “De reikwijdte van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 maart 2020 inzake de terugroeping van twee DNA-leden door hun politieke organisatie”, zoals de kop van de uiteenzetting van het Hof heet, juist een bepaalde rechtstoestand te creëren, waarvan de rechtsgevolgen al van tevoren zouden vaststaan (https://rechtspraak.sr/actualiteit/nieuws/). Met andere woorden, het zou geen nut hebben voor politieke partijen om deze gekenschetste rechtstoestand in een bodemprocedure aan te vechten, als voormeld. Hierdoor ontstaat er een zekere vorm van constitutionele crisis. Vandaar dat het Hof liever elke reactie had nagelaten. Bovendien zijn er ook nog genoeg justitiële wegen te bewandelen: Democratuur versus Rechtsstaat (Bron: Verder bouwen aan het huis van de rechtsstaat).
Hopelijk geeft dit artikel de juridische beroepsorganisaties aanleiding om zich eveneens hierover uit te spreken in het belang van onze rechtsstaat en rechtsorde. Vooral omdat dit zich voor het eerst voordoet in onze geschiedenis. Ik ben geen jurist, maar heb onder meer wetenschapsfilosofie gedaan waaronder ook rechtsfilosofie. Hierdoor is mijn perceptie in dit kader beïnvloed.
Dr. Roy I. Bhikharie, BA, MA, PhD
Filosoof-Psycholoog, Bedrijfskundige & Manager