Terwijl eenieder in Suriname reikhalzend uitkijkt naar de personen die door partijen voorgedragen zullen worden om de zo moeilijke taak van minister te gaan vervullen na 17 juli 2020, krijgen we via Starnieuws de eerste twee namen te horen en wel de namen van niemand minder dan de Nationale Partij Suriname (NPS).
En het komt neer als een mokerslag op mijn hoofd, een donderslag bij heldere hemel.
Want terwijl wij verwachten dat de Nationale Partij Suriname op basis van haar altijd hooggekwalificeerde ministers voor met name het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Minowc), als op basis van de wetenschap dat voor dit ministerie redding nodig is omdat in de afgelopen tien jaar er slechts sprake was van EHBO-beleid, moeten wij lezen dat gekozen is voor een kandidaat die geen directe affiniteit met onderwijs als zodanig heeft. Wel met het jongerenbeleid. Op Starnieuws wordt tegelijkertijd aangegeven dat er een team adviseurs zal klaarstaan voor de begeleiding van de ministers die de bagage voor het ministersambt niet hebben.
Terwijl na het EHBO-beleid het Minowc op de Intensive Care is terechtgekomen, presteert de Nationale Partij Suriname het, om een voordracht te doen van iemand die te licht is om het ambt te vervullen en wordt het volk gepresenteerd dat er support zal plaatsvinden van deze lichtgewichten.
De Nationale Partij Suriname heeft zich tijdens de verkiezingscampagne sterk gemaakt voor de vervulling van alle ambten tot zelfs het hoogste ambt toe. We weten dat de voorgedragen kandidaat-minister voor het Minowc een excellente job doet binnen het jongerenwerk. Onze complimenten daarvoor. Dit schrijven is dan ook niet bedoeld om haar onaangenaam te zijn. Dit schrijven is bedoeld om de NPS te vragen. Quo Vadis?
De voorzitter heeft de mondvol dat ruim 32.000 mensen landelijk op de NPS gestemd hebben. De reeds 72 jaar opererende partij heeft een wetenschappelijk bureau waar deskundigen zich buigen over de diverse beleidsgebieden in ons land. Hoe is het mogelijk dat het wetenschappelijk bureau van de NPS, geen enkele deskundige op onderwijsgebied heeft die de immense taak op dit ministerie moet gaan vervullen.
De NPS heeft tien jaar lang in de oppositie gezeten, wat heeft deze partij gedaan aan het klaarstomen van deskundigen voor alle beleidsgebieden, want daarvoor ben je een politieke organisatie. Is het moreel-ethisch verantwoord om een kandidaat naar voren te schuiven waarvan de partij zelf aangeeft dat deze kandidaat geen affiniteit met het onderwijs heeft. Heeft de NPS een analyse gemaakt van de huidige situatie binnen ons onderwijs en tot welke bevindingen is de leiding van deze partij gekomen.
Moest de NPS na haar analyse en het eventueel ontbreken van een geschikte kandidaat zich niet tot de andere partijen en organisaties wenden om een kandidaat van het juiste kaliber te rekruteren?
Waar is het nationale van De Nationale Partij Suriname waarbij getoond wordt dat de beste paarden van stal gehaald worden om de moeilijke job welke ons wacht te vervullen. Kiest de NPS wanneer je vraagt om een brood ervoor om je een steen te geven met een vals gebit ter ondersteuning bij het kauwen of wanneer er een gebroken been gezet moet worden, in plaats van een orthopedisch chirurg voor een tandarts die begeleid wordt door orthopedisch chirurgen? Het kan erbij mij niet in dat er binnen de Nationale Partij Suriname niemand rondloopt die voldoet aan het profiel van minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.
Wat is er in de afgelopen tien jaar binnen deze partij gedaan?
Of was alleen de functie van president interessant? Hoe zou deze president schitteren met ministers die door deskundigen begeleid moeten worden, waarom dan niet deze deskundigen in het ambt benoemen?
We verkeren thans in een situatie in het land waarin benoemingen voor publieke functies niet alleen het voorrecht zijn van een toevallige politieke partij, maar duidelijk het stempel van nationaal belang moeten dragen. De jonge activisten en anderen die dag en nacht onze democratie bewaakt hebben in de Anthony Nesty Sporthal verdienen het dat de mensen die met macht bekleed zullen worden dat doen vanwege hun deskundigheid op de gebieden waarvoor zij vooruitgeschoven worden.
De NPS hoefde niet voorop te lopen in het bekendmaken van de ministerskandidaten. De NPS had haar tijd moeten nemen en bedachtzaam intern en extern draagvlak moeten zoeken in plaats van op deze haastige wijze invulling te geven aan deze voor alle partijen zo moeilijke taak. Mij bekruipt het gevoel dat zulks niet het geval is op grond van het feit dat ik weet dat er binnen de NPS mensen zijn die wel affiniteit hebben met het onderwijs die zeker niet aangeduid zouden kunnen worden met “geen affiniteit met het onderwijs”.
Mijn laatste vraag is mijn begin vraag: NPS, Quo vadis? Moet ik besluiten met: “Alleen God weet het”?
N.L. Becker
NPS’er