Ruim tien jaar geleden, nog tijdens de regering-Venetiaan/Sardjoe, presenteerde de ABOP een Banenplan (Job Creation Plan). Dit plan was opgesteld door het Wetenschappelijk Bureau van de ABOP met ondersteuning van de afdeling Nederland, waarvan ik toen secretaris was. Partijleider Ronnie Brunswijk was er een groot voorstander van. Het plan beoogde jaarlijks een aantal extra banen te scheppen in de particuliere sector, met ondersteuning van de overheid.
Toen ik vorige week het regeerakkoord van de coalitie Santokhi-Brunswijk las, moest ik weer aan dit Banenplan denken. In het regeerakkoord staat: âEr komt een Public Sector Reform programma omdat het overheidsapparaat onvoldoende presteert en aan een grondige evaluatie en herstructurering toe is. Dit zal in fasen gebeuren, waarbij een belangrijke randvoorwaarde is dat de particuliere sector meer arbeidsplaatsen creĂ«ert en meer aantrekkingskracht uitoefentâ. Precies dit was de gedachte achter ons Banenplan destijds.
Nadat ABOP in 2010 als gevolg van de verkiezingsuitslag in een coalitie met de NDP belandde is het banenplan ook voorgelegd aan de top van de NDP. Ik vernam dat er positief op werd gereageerd. Maar om de Ă©Ă©n of andere reden bleef de uitvoering liggen. In 2011 ben ik nog naar het Kabinet van de Vicepresident geweest en sprak daar met de heer Eddy Jozefzoon erover. Maar kennelijk waren er andere prioriteiten.
Hieronder nog eens de belangrijkste punten uit het Banenplan zoals het destijds op de website van de ABOP stond.
Banenplan ABOP
Doel van het Banenplan uit 2010 was om minstens 7.500 extra banen te scheppen voor geheel Suriname in de periode 2010 â 2015 (dus dit aantal moest nog boven op de al bestaande banengroei komen). Dat zijn dus 1500 extra banen per jaar. Misschien moet voor de periode 2020 â 2025 bij een soortgelijke aanpak de lat wat hoger gelegd worden.
Dit kan onder andere door het bieden van fiscale voordelen door de overheid aan bedrijven die nieuwe banen scheppen (zoals vrijstelling van loonbelasting in het eerste jaar van de nieuwe medewerker of bijvoorbeeld een tijdelijke belastingvrijstelling voor startende bedrijven die minimaal tien Surinamers in dienst nemen en geen gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen). Deze fiscale voordelen voor de werk scheppende bedrijven moeten verder uitgewerkt worden door het ministerie van Financiën.
Daarnaast zou de overheid in kunnen komen vooral door te zorgen voor (om)scholing en begeleiding. Vooral bedoeld om de jeugdwerkloosheid te bestrijden en om groepen die nu buiten het arbeidsproces staan, beter voor te bereiden op een aansluitende baan in het bedrijfsleven. Het is immers een gegeven dat een deel van de bevolking, zeker in het binnenland, nog een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Overwogen kan worden dat de overheid jongeren korte start-up banen geeft. Maar het doel moet wel zijn dat deze jongeren in de private sector terechtkomen.
Banen die door fiscale prikkels tot stand komen kosten de overheid natuurlijk geld, maar daar staan inkomsten tegenover voor de staat in de vorm van extra loonbelasting door de nieuwe banen en daarnaast zal de koopkracht van de burgers toenemen.
Taskforce
Qua organisatiestructuur, was het idee destijds om een Taskforce Banenplan te vormen bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante ministeries. Dus niet een taskforce buiten de ministeries om zoals we in de periode Bouterse-Ameerali zagen en waarop ik veel kritiek had, want dan krijg je een dubbele overheid die eerder meer kost dan minder.
In een Taskforce Banenplan zouden vertegenwoordigers kunnen komen van de ministeries van Handel en Industrie (inmiddels is dit veranderd in het ministerie van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technische Innovatie), Arbeid, Financiën (in verband met de fiscale instrumenten in het Banenplan) en Regionale Ontwikkeling (in verband met de gewenste spreiding).
Een dergelijke Taskforce zou mijns inziens moeten rapporteren aan de vicepresident of de president. Van belang is immers de âeilanden cultuurâ van de ministeries te doorbreken en te komen tot een gecoördineerde aanpak van de werkgelegenheid. Dit is cruciaal. Want als het niet lukt meer werkgelegenheid te scheppen in de private sector, zal het ook niet lukken de publieke sector af te slanken en daarmee tot een gezonde financiĂ«le situatie te komen in Suriname.
Daarnaast moet de overheid nĂłg actiever op zoek gaan naar (bonafide) investeerders, mede om vervangende werkgelegenheid te bieden voor het stoppen van de bauxietwinning in Marowijne en Commewijne. Gelukkig is de regering-Santokhi/Brunswijk voornemens Suriname te laten stijgen op de index Ease of doing business. Ook wil de regering de productiesector stimuleren. Goede zaak!
In dit kader kan onder andere overwogen worden:
– De landbouw te stimuleren in de districten Marowijne, Brokopondo en Commewijne (voorheen weinig gedaan maar nu de mijnbouw afneemt, kan dit een goed alternatief zijn);
– Versneld uitbouwen van duurzame toeristische activiteiten in alle districten (na de coronacrisis);
– Stimuleren van bedrijven en ondernemerschap in het algemeen;
– Opzetten en uitbouwen van een logistieke âhub-functieâ van Suriname in de Zuid-Amerikaanse regio;
– Stimuleren van het opzetten van internationale callcenters in Suriname en andere dienstverlenende en/of ICT-activiteiten.
Jan Gajentaan