Onlangs verklaarde president Chan Santokhi dat hij geen andere optie ziet dan US$ 2 miljard te gaan lenen met onze aardolievondsten als onderpand om de geërfde megaschulden te betalen. Opmerkelijk van deze gewijzigde visie is het feit dat de president constant de samenleving had voorgehouden over een compleet wederopbouw- en herstelplan te beschikken voor alle problemen.
Uit zijn verklaring kunnen dus drie conclusies worden getrokken: a. een dergelijk, gedetailleerd plan heeft nooit echt bestaan, b. het plan heeft wel bestaan maar blijkt niet bruikbaar en 3. ook de diaspora waarop zo werd gerekend laat het afweten. Het is dus overduidelijk dat we in “diepe ellende” zitten waarbij de regering geen andere uitweg ziet dan wat ook het Bouterse-regiem van plan was, namelijk bij de financiële “pandhuizen” aan te kloppen. Dit roept echter een aantal belangrijke vragen op. Het is niet onbekend dat vele oliestaten zoals Saudi Arabië, Nigeria en Ghana overhoop zitten met enorme olievoorraden die ze zelfs tegen sterk gereduceerde prijzen aan de straatstenen niet kwijt kunnen.
Het is dan ook heel onwaarschijnlijk om binnen het huidige spanningsveld tussen vraag en aanbod nog een “golden deal” binnen te halen in deze keiharde business, omdat daar beslist geen filantropen zijn. Er opereren in het grijze circuit van de kapitaalmarkten ook dubieuze entiteiten die fabelachtige hoeveelheden zwart of illegaal geld beheren en klaarstaan om tegen woekerrentes leningen te verstrekken en tegelijkertijd hun geld wit te wassen. Het behoeft geen betoog dat deze tegen elke prijs moeten worden vermeden.
Aan landen met een heel lage rating worden leningen als zwaar risicodragend kapitaal beschouwd waarvoor hoge rentevergoedingen en harde collatorals gelden. Het is niet onbekend dat toen de rente 2 procent was, en wij een B1-rating hadden met “stable outlook” de rente aan Oppenheimer voor de U$$ 550 miljoen lening al 9,25 procent bedroeg, terwijl in 2019 voor de tweede lening van US$ 125 miljoen het rentepercentage van 9,875 procent zelfs werd verhoogd naar 12,875 procent omdat we niet aan de betalingsverplichtingen konden voldoen. De rentelasten daarvan bedragen U$$ 16,1 miljoen per jaar. Nu hebben wij een CCC-rating oftewel een junkstatus.
De bewering van zowel de president als de minister van Financiën dat er “goedkoop kapitaal” beschikbaar zou zijn in de wereld omdat mensen willen investeren is daarom vooral vreemd omdat dit in de rapportages van internationale organisaties zoals de Wereldbank totaal wordt weersproken. Zo meldt de Wereldbank in een recente paper “Capital Markets Implications and Response” dat de waarderingen en de interesse van investeerders voor risicovollere activa zo goed als verdwenen zijn. Ook zou er weinig of geen activiteit op sommige obligatiemarkten zijn: de primaire markt voor nieuwe obligatie-uitgiften zou ook voor veel emittenten gesloten zijn, een belangrijk zorgpunt voor met name lager gewaardeerde overheden.
Het vinden van “goedkoop kapitaal” bij bonafide financieringsinstellingen lijkt onder de huidige situatie daarom erg onwaarschijnlijk en moeten we gezien onze zeer ongunstige rating rekening houden met zeer hoge rentes van tussen de 10 en 16 procent. Een lening van US$ 2 miljard levert in het gunstigste geval een rente op van minimaal U$$ 200 miljoen per jaar oftewel minimaal U$$ 16,7 miljoen per maand. De vraag die dit direct oproept is of er ook is nagedacht hoe die zou moeten worden terugbetaald, ook als de olie-inkomsten mochten uitblijven en welke effecten dat zou teweegbrengen. Zijn deze scenarios wel doorgerekend?
Goedkoop kapitaal is er, maar dan weggelegd voor landen met een hoge rating. Zo gaat Nederland bijvoorbeeld 90 miljard euro lenen tegen 1 procent om de coronacrisis te bestrijden. Maar ze hebben daartegenover wel een AAA-rating van alle ratingsinstituten met “positive outlook”. Het is daarom belangrijk dat de regering zich laat bijstaan door top financiële deskundigen. Onder geen enkele voorwaarde mogen we ook voor een appel en ei de “joint rechten” van onze oliebronnen verpanden, willen we ons niet hetzelfde laten overkomen als met de meeste “panti-oso”-bezoekers. Indien de regering niet over de alle knowhow beschikt, wordt het tijd dat ze elke deskundigheid, zowel van binnen als buiten haar gelederen inzet.
Het inzetten van competente personen op strategische posities is thans noodzakelijker dan ooit. Tenslotte wil ik opmerken dat het aangaan van een gigantische lening alleen maar om schulden te betalen totaal geen soelaas zal bieden, maar tot nog grotere (terugbetalings) problemen zal leiden als niet tegelijkertijd de twee hoofdoorzaken van onze financiële puinhoop worden aangepakt, namelijk productieverhoging en het halen van onze Centrale Bank uit de politieke invloedssfeer. Het in leven roepen daartoe van een “Currency Board” waardoor de vaststelling van de wisselkoers, de geldcreatie en het geldaanbod geheel wordt gescheiden van de CBvS. Dit wordt dan ook sterk aanbevolen en hiervoor is genoeg deskundigheid in ons land beschikbaar.
Ir. Dharmvir K. Mungra