Op 25 februari 1980 vond er in Suriname door het leger een ordinaire, bloederige en illegale afzetting van de democratisch gekozen regering-Arron plaats. Wat er op 25 februari 1980 in Suriname gebeurde was niet gestoeld op de werkelijke wil van het volk. Die werkelijke uitdrukking van de wil van het volk zou later in 1980, middels vrije en geheime verkiezingen plaatsvinden.
25 februari 1980 is de dag waarop het verval, de vernietiging en de staatkundige pedofiele verkrachting van het amper vijf jaar oude kindje, de Republiek Suriname, begon. 25 februari 1980 is de dag waarop de staatkundige pedofilie in Suriname haar intrede deed. 25 februari 1980 is de dag waarop een groep van volwassen mannen van boven de 25 jaar het kindje, de Republiek Suriname, van amper vijf jaar, gezamenlijk staatkundig pedofiel heeft verkracht. Staatkundige pedofilie dus!
Dat 5-jarig kindje, de Republiek Suriname, werd daarna stelselmatig door deze mannen, aangevuld met vrienden en adviseurs, staatkundig en juridisch verkracht. Dit groepje staatkundige pedofiele verkrachters bestond in principe uit zestien militairen onder leiding van de op vrijdag 29 november 2019 wegens moord op veertien Surinaamse en één Nederlandse burger tot twintig jaar celstraf veroordeelde Desiré Delano Bouterse.
Gaandeweg bleef dit groepje staatkundig pedofiele verkrachters zich aan het opgroeiend kindje, de Republiek Suriname, vergrijpen. Het volgende ernstige pedofiele staatkundig vergrijp van het met vallen en opstaan opgroeiend kindje, de Republiek Suriname, vond plaats in augustus 1980. Toen kreeg de militaire top zogenaamd ‘lucht’ van het zoveelste ‘complot’. De legerleiding besloot de noodtoestand uit te roepen. De pedofiele staatkundige verkrachters onder leiding van Bouterse wendde die tegencoups alleen maar voor om meer greep op het kindje, de Republiek Suriname, te krijgen.
De zogenaamde samenzweerders werden opgepakt en opgesloten. Het parlement kon naar huis, president Johan Ferrier kreeg de zak en de Grondwet trad buiten werking.
De moorden in de nacht van 7 op 8 december 1982 waren een volgende stap in het grootschalig staatkundig pedofiele verkrachten en misbruiken van het inmiddels 7-jarig kindje, de Republiek Suriname.
Eén van de grofste, bekendste en grootschaligste pedofiele verkrachting van het inmiddels 11-jarig kindje, de Republiek Suriname, vond plaats in het dorpje Moiwana in het binnenland van Suriname, waar op 29 november 1986 militairen van het Nationaal Leger schietend het dorp binnenkwamen. Het dorp werd in brand geschoten en dorpsgenoten en familieleden werden doodgeschoten. Zwangere vrouwen, kinderen, baby’s… 39 slachtoffers in totaal.
De volgende grove staatkundig pedofiele verkrachting van het inmiddels 15-jarig meisje, de Republiek Suriname, volgde in de nacht van 24 op 25 december 1990, beter bekend als de ‘Telefooncoup’.
In 2005 ondernam ook de 53-jarige Nederlander Rabin Parmessar een poging tot staatkundige verkrachting van de inmiddels 30-jarige vrouw, de Republiek Suriname. Deze 53-jarige Nederlander Rabin Parmessar was in strijd met artikel 92 van de Surinaamse Grondwet presidentskandidaat namens de NDP (artikel 92, GW).
De 53-jarige Nederlander Rabin Parmessar bezat op het moment van zijn kandidaatstelling niet de Surinaamse nationaliteit. “Voorafgaand aan zijn kandidatuur moet hij tenminste zes jaar woonplaats en hoofd- en werkelijk verblijf in Suriname hebben gehad. Een snel onderzoek en directe publicatie van de resultaten door schrijver dezes, wees uit dat de 53-jarige Nederlander Rabin Parmessar ten tijde van zijn kandidaatstelling de Nederlandse nationaliteit bezat en zes jaar voorafgaand aan zijn kandidatuur geen woonplaats en hoofd- en werkelijk verblijf in Suriname heeft gehad. Toentertijd was de 53-jarige Nederlander Rabin Parmessar ingeschreven in de Nederlandse gemeente Bodegraven en was hij in dienst van de Rotterdamse instelling voor verslaafdenzorg het Boumanhuis.
In augustus 2010 vond er wederom een staatkundige verkrachting van de inmiddels 35-jarige vrouw, de Republiek Suriname, plaats met weer in de hoofdrol Desiré Delano Bouterse. In strijd met artikel 92 van de Surinaamse Grondwet liet Bouterse zich tot president van het mede door hem in de nacht van 24 op 25 februari 1980 verkrachte 5-jarig kindje, de Republiek Suriname, kiezen. Het toenmalige 5-jarig kindje was nu, in 2010, inmiddels al een volwassen vrouw van 35 jaar
“Om tot president of vicepresident te kunnen worden gekozen moet een kandidaat geen handelingen hebben verricht strijdig met de Grondwet” (artikel 92, GW). De handeling strijdig met de Surinaamse Grondwet is het, middels een bloederige ordinaire coup, staatkundig pedofiel verkrachten van het amper 5-jarig meisje, de Republiek Suriname, in de nacht van 24 op 25 februari 1980.
Na het in strijd met de Grondwet kiezen van Bouterse tot president vond er op 5 april 2012 wederom een vreselijke staatkundige verkrachting van de inmiddels al 37-jarige vrouw, de Republiek Suriname, plaats.
In strijd met artikel 131 lid 3 van de Grondwet van de Republiek Suriname nam De Nationale Assemblee (DNA) een Amnestiewet aan. Artikel 131 lid 3 van de Surinaamse Grondwet luidt: “Elke inmenging inzake de opsporing en de vervolging en in zaken bij de rechter aanhangig is verboden”.
U raadt het al. Ook deze staatkundige verkrachting stond onder leiding van de inmiddels veel ouder geworden staatkundige verkrachter Desiré Delano Bouterse. De aanname van de inmiddels beruchte Amnestiewet om hem persoonlijk amnestie te verlenen voor de staatkundige, toen nog pedofiele, verkrachting van het 7-jarig kindje, de Republiek Suriname, namelijk de decembermoorden van 8 december 1982. Toen, ten tijde van de moorden, was het toen al veelvoudig verkrachtte kindje, de Republiek Suriname, amper zeven jaar jong.
In juni 2016 vond er weer een ernstige poging tot verkrachting van de inmiddels 41-jarige vrouw, de Republiek Suriname, plaats. Om te voorkomen dat de Surinaamse Krijgsraad het 8-decemberstrafproces kon voortzetten, probeerde Bouterse in samenwerking met zijn toenmalige minister van Justitie Jennifer van Dijk-Silos, artikel 148 van de Surinaamse Grondwet te misbruiken. Hij wilde procureur-generaal Roy Baidjnath Panday instrueren het Openbaar Ministerie in Suriname niet te laten doorgaan met het Decemberstrafproces.
Artikel 148 Grondwet luidt:
“De regering bepaalt het algemeen vervolgingsbeleid. In het belang van de staatsveiligheid kan de regering in concrete gevallen aan de procureur-generaal bevelen geven met betrekking tot de vervolging”.
Tot zover een korte opsomming van enkele gevolgen van de ordinaire bloederige coup van 25 februari 1980. Dat NDP-fractieleider en NDP-hoofdbestuurslid Rabin Parmessar stelt dat de achterliggende gedachte van de dag van 25 februari 1980 slechts zou worden geassocieerd met 1982, is dus niet juist!
Uit bovenstaande opsomming van de gebeurtenissen blijkt dat 25 februari 1980 het begin markeert van het verval van de Republiek Suriname en de inleiding tot ettelijke staatkundige verkrachtingen en pogingen daartoe waaraan Rabin Parmessar ook deel heeft genomen. Daarom mag 25 februari nooit meer een nationale vrije dag of feestdag zijn, maar een dag voor nationale bezinning, een dag van nationale rouw, een dag die niet mag worden vergeten.
Het is correct dat de huidige regering onder leiding van president Chan Santokhi 25 februari, als dag van de bevrijding en vernieuwing en als nationale vrije dag heeft afgeschaft.
Romeo Hoost
Amsterdam, 24 februari 2021