De roep tot bundeling van marrons en stadscreolen, waarbij impliciet andere groepen worden uitgesloten, zodat exclusief geprofiteerd kan worden van onze natuurlijke rijkdommen is niet in goede aarde gevallen, op zijn zachtst gezegd. De rechtvaardiging van deze oproep zou gelegen zijn in hun historische lijdensweg, wat niet de volledige waarheid weergeeft. Zowel de indianen, creolen als de hindoestanen hebben namelijk allemaal onder erbarmelijke omstandigheden moeten zien te overleven.
Bovendien kent de huidige achterstelling van het Surinaamse volk, zowel lichamelijk, geestelijk als spiritueel, geen ras, geloof, godsdienst en woonplaats. Dus elk onderscheid in dit opzicht getuigt niet van realiteitszin. Fysieke en geestelijke ontwikkeling van vermogens zijn evenmin groepsgebonden.
Elke Surinamer heeft gelijke rechten en plichten zonder aanzien des persoons. Vanuit dit perspectief bezien, zijn de onderhavige uitspraken van de ABOP-leider zowel psychologisch, pedagogisch als sociologisch onverantwoord. Zulke uitspraken zaaien en bestendigen etnische verdeeldheid en zetten aan tot racisme: voor het ene ras zouden andere maatstaven gelden dan voor het andere. Met andere woorden, zij roepen a-nationale, asociale en anti-natievormingsgevoelens op.
Op politieke leiders rust de morele en wettelijke plicht om steeds het algemeen of nationaal belang te dienen en alles na laten wat dit belang zou kunnen schaden.
Nepotisme en racisme
Het nepotistische beleid op etnische basis van alle vier politieke leiders heeft op microniveau partijdigheid en etnische verdeeldheid gelegaliseerd. De uitgesproken wensen van de ABOP-leider hebben deze onwenselijkheden op macroniveau gebracht. Nu heeft het er veel weg van dat nepotisme en racisme in Suriname in elkaars verlengde liggen. Quō vādis?
In elke geciviliseerde samenleving zou elke vicepresident na zulke fouten de eer aan zichzelf hebben gehouden. Het staatshoofd zelf zwijgt tot nog toe in alle talen, kennelijk omwille van de zoete vrede binnen de coalitie ten koste van land en volk.
De ABOP-leider heeft waarschijnlijk in zijn verkiezingsroes zulke uitspraken gedaan om zijn achterban groter te krijgen met de hoop eens de president van de Republiek Suriname te kunnen worden. Er is niets mis mee met deze aspiraties. Elke Surinamer mag deze aspiraties koesteren. Als dat het geval is, zou hij zijn verontschuldigingen aan het volk van Suriname moeten aanbieden en zijn uitspraken moeten nuanceren. Op deze manier wordt dan ook een fundament gelegd en een precedent geschapen voor wat toelaatbaar is en wat niet. Of moeten wij aannemen dat alle vier politieke leiders vijanden van het volk zijn?!
Dr. Roy I. Bhikharie, PhD