Achteraf bekeken:
Toen in 1975 in onze onafhankelijkheidsgrondwet werd nagedacht over een betere rechtsbescherming voor de Surinaamse samenleving, in verband met de ervaring van de onbetrouwbare politieke constellaties, hadden velen het niet begrepen. Sommige uit machtsbehoud anderen door politieke opportunisme. Vandaar dat pas in 1987 bij de grondwetswijziging de formulering in artikel 144 werd aangepast namelijk “er is een Constitutioneel Hof.”
De grondwetgever heeft niet zonder meer Het Constitutioneel Hof binnen dat deel van het rechtsstelsel waarin onze belangrijkste fundamentele rechten zijn vastgelegd, hoofdstuk XV in de grondwet, samen met het Hof van Justitie geplaatst. Thans is ook in Nederland de roep om een Constitutioneel Hof luider.
Binnen de Republiek Suriname als democratische rechtsstaat heeft de uitspraak van het Constitutioneel Hof (CH), dat de artikelen 9 en 24 van de Kiesregeling in strijd zijn met de grondwet en internationale verdragen en derhalve onverbindend, direct rechtsgevolgen ingevolge artikel 144 lid 3 van de grondwet.
De toevoeging van het CH tijdens de uitspraak dat de verkiezingen op 25 mei 2025 normaal gehouden moeten worden heeft bij sommigen argwaan gewekt. Begrijpelijk, maar het is niets meer of minder dan om te benadrukken dat de verkiezingen met deze uitspraak niet in gevaar komen. Daarom zou het beter zijn indien de voorzitter tijdens de persconferentie geen bezwaar had om vragen met betrekking tot de uitspraak te beantwoorden.
Nu, onder andere, de artikelen 9 en 24 van de kiesregeling niet meer van kracht zijn is het noodzakelijk om lang vóór de verkiezingen van 25 mei 2025 deze regels voor de verkiezing van leden voor de volks vertegenwoordigende lichamen in Suriname, bij wet vast te stellen.
Deze wet dient ingevolge artikel 60 van de grondwet met ⅔ meerderheid te worden aangenomen.
Artikel 60 luidt als volgt:
Alles wat verder het kiesrecht betreft, de instelling van een onafhankelijk kiesbureau en zijn bevoegdheden, de indeling van Suriname in kiesdistricten, de verdeling van de zetels van De Nationale Assemblee per kiesdistrict en de methoden, volgens welke de regeling van de zeteltoewijzing plaatsvindt, worden geregeld bij wet. Deze wet dient met ⅔ meerderheid te worden aangenomen.
Krachtens de grondwet artikel 56, worden de leden van De Nationale Assemblee gekozen voor een zittingsperiode van vijf jaren. Deze zittingsperiode van vijf jaren mag slechts bij wet worden verlengd, in geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, die het houden van een verkiezing verhinderen.
Wel, nu het Constitutioneel Hof de artikelen 9 en 24 onverbindend heeft verklaard en artikel 144 lid 3 van de grondwet daardoor inwerking treedt is de uitvoerende macht verplicht op grond van de scheiding der machten voorzieningen te treffen zodat het openbaar bestuur rechtsstatelijk verder kan functioneren. Wat als de politieke partijen om opportunistische redenen niet tot een eensluidend besluit kunnen komen? Dan biedt de grondwet enkele mogelijkheden te weten:
Hoofdstuk XXVI
Verenigde Volksvergadering, artikel 181 luidt als volgt:
1. De Verenigde Volksvergadering bestaat uit:
– De Nationale Assemblee
– de Districtsraden
– de Ressortraden
2.Deze Volksvergadering komt bijeen voor de derde stemming:
a. Bij grondwetswijzigingen die betrekking hebben op de bevoegdheden en taken van de afgevaardigden naar de verschillende vertegenwoordigende lichamen, waarvoor de goedkeuring van tenminste ⅔ deel van het aantal geldig uitgebrachte stemmen benodigd is, als deze meerderheid niet kan worden bereikt in De Nationale Assemblee na twee stemmingen.
3. Besluiten in de Verenigde Volksvergadering worden genomen met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, indien meer dan de helft van het totaal aantal in functie zijnde leden van de in lid 1 genoemde organen tegenwoordig is. Hier is van toepassing het bestuursrechtelijke adagium “wie het meerdere mag, mag ook het mindere.”
Eugène van der San