De Stichting Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling (SAO) zal dienstbaar blijven aan voortijdige schoolverlaters zoals dat al drie decennialang het geval is. “De SAO heeft een uitdagende taak om nog steeds haar recht van bestaan te tonen”, zei minister Soewarto Moestadja van Arbeid bij het in ontvangst nemen van een rapport uit handen van de waarnemend directeur van de SAO, Joyce Lapar.
Het rapport gaat over de problematiek met betrekking tot drop-outs in ons land. Het document is het eindproduct van een interdepartementale commissie die door het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur werd getrokken. Alle leden hebben het rapport afzonderlijk aan hun ministers aangeboden. Lapar was de vertegenwoordiger van het Ministerie van Arbeid in deze commissie.
Omdat vijf ministeries zich vanuit hun beleid afzonderlijk richten op drop-outs lijkt het alsof de overheid door de bomen het bos niet meer ziet. De ministeries die elk vanuit hun taakstelling beleid formuleren gericht op drop-outs zijn: Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, Justitie en Politie, Sport- en Jeugdzaken, Sociale Zaken en Volkshuisvesting en Arbeid.
Meer dan ooit bestaat nu de behoefte vanuit deze ministeries om de drop-out problematiek geïntegreerd aan te pakken. De insteek van Arbeid op dit vlak is dat drop-outs toegang hebben tot arbeid. Daarom biedt het ministerie drop-outs al langer dan 30 jaar de gelegenheid om middels vaktrainingen hun kans op de arbeidsmarkt te vergroten. Om nog steeds iets te kunnen betekenen voor voortijdige schoolverlaters zal de SAO volgens minister Moestadja moeten inspelen op de veranderingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt in relatie tot de huidige economische situatie.
De vakschool kan zich volgens hem ook richten op andere en nieuwe sectoren zoals bosbouw, ICT, agrarische productie en aquacultuur, die werkgelegenheidspotentie hebben. Hiervoor zullen nieuwe leerplannen ontwikkeld moeten worden, terwijl de huidige curricula die gericht zijn op traditionele sectoren steeds bijgesteld moeten worden onder invloed van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologie en technieken die door ons land worden toegepast.
Deze vernieuwingsgerichtheid zal moeten voorkomen dat andere instellingen de behoefte krijgen om zelf aan vaktrainingen te doen voor drop-outs. Hierdoor kan versnippering van geld, inspanning en expertise bij de begeleiding van drop-outs worden tegengegaan. Innovatie zal volgens de bewindsman ook een extra impuls geven aan voortijdige schoolverlaters om zich aan te melden bij de SAO die de vakschool bij uitstek dient te zijn.
De overheid wil met de geïntegreerde aanpak van het drop-out probleem, werken aan minimalisering van uitvallers in het onderwijsproces. De bewindsman is verheugd dat de overheid thans onderzoek doet naar de oorzaken van het hoge drop-out percentage en in dit verband nagaat of het huidig onderwijssysteem een mogelijke voedingsbodem hiervoor is. Volgens het rapport zijn er jaarlijks gemiddeld 7000 drop-outs.
Een belangrijke aanbeveling in het rapport is dat de overheid “Meld Centra” opzet waar drop-outs begeleid kunnen worden om terug te gaan naar school. Ook heeft zo’n meldpunt een rol in het helpen klaarstomen van deze schoolverlaters voor de arbeidsmarkt. Hiervoor is samenwerking tussen de verschillende ministeries onontbeerlijk. Moestadja zal binnen de Raad van Ministers zich hiervoor sterk blijven maken.
NII