De Surinaamsche Bank (DSB), Finabank en Hakrinbank worden door het Nederlandse Openbaar Ministerie als verdachten gezien bij de geldzending van 19,5 miljoen euro, die vanaf april 2018 door Nederland in beslag is genomen. Dit staat in een vandaag door de Centrale Bank van Suriname en de drie betrokken handelsbanken uitgegeven verklaring.
Het advocatenteam dat de banken bijstaat, ziet dit als een vervolgstap van oneigenlijk druk plaatsen op de banken. Deze druk is gericht op het afstand doen van de gelden aan het Nederlandse Openbaar Ministerie. Het advocatenteam zal stevig verweer blijven voeren. Voor de financiële instellingen is het opmerkelijk, dat het Nederlandse Openbaar Ministerie twee weken voor de zitting van 5 november aan de handelsbanken heeft laten weten dat zij als verdachten zijn aangemerkt.
De geldzending van 19,5 miljoen euro wordt ruim 18 maanden door het Nederlandse Openbaar Ministerie in beslag gehouden. Al die tijd is door de Centrale Bank en de handelsbanken getracht de zaak in overleg op te lossen. De banken hebben volledig meegewerkt om informatie te verstrekken aan het Nederlandse Openbaar Ministerie.
De geldzending is onder het beheer van de Centrale Bank uitgevoerd op basis van haar wettelijke taken. “Het Nederlandse Openbaar Ministerie grijpt zo bezien in tegen handelingen die tot de soevereiniteit van Suriname behoren. Deze handeling van het Openbaar Ministerie wordt gekwalificeerd als een die ten doel heeft om imagoschade toe te brengen aan het Surinaamse belang. Daarnaast zal de Centrale Bank de stabiliteit van het financiële systeem in Suriname blijven waarborgen zoals zij dat steeds gedaan heeft,” staat in de gezamenlijke verklaring van de banken.