De advocaten van ex-minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, zullen eerst in overleg treden met elkaar over de stand van zaken voordat zij terugkoppelen met hun cliënt. De zaak stond gisteren weer op de rol voor de tweede beurt met betrekking tot de preliminaire verweren. Zowel de advocaten als het Openbaar Ministerie (OM) hebben schriftelijk hun verweer gevoerd en kort toegelicht waarop hun verweren gestoeld zijn.
Het Hof van Justitie zal 11 januari 2021 een besluit nemen met betrekking tot de excepties, die opgeworpen zijn. Hoefdraad wordt bijgestaan door Irene Lalji, Frank Truideman en Murwin Dubois. De procureur-generaal (pg) Roy Baidjnath Panday heeft aangegeven, dat de verdediging via een sluipweg een nieuwe exceptie heeft opgeworpen in de tweede ronde. De verdedigers voeren aan, dat op 11 augustus er een opsporingsbericht van Hoefdraad geplaatst is op de website van het Korps Politie Suriname en in de media, die afkomstig is van het OM.
Het is volgens de verdediging duidelijk dat met deze wijze van opsporing het OM te kennen geeft dat zij geen weet heeft van de verblijfplaats van de verdachte en zich ervan bewust is dat de verdachte geen bekende woon-/verblijfplaats heeft en het aldus artikel 517 lid 2 aan de orde is. Lid 2 noemt de wijze van betrekking aan de griffier en de beplakking aan het gerechtsgebouw.
Dubois vindt dat het niet correct is wat de pg gesteld heeft. Hij legt uit dat ze excepties opgeworpen hebben, die betrekking hebben op de wijze van uitreiking van de dagvaarding. De raadslieden zijn van oordeel dat er een fout in de dagvaarding is. De exceptiegronden zijn opgeworpen en de verdediging mag die verder uitbouwen, is Dubois van oordeel.
Lalji geeft aan dat de afspraak bij de vorige zitting was gemaakt met het Hof om maandag het schriftelijke verweer in de tweede beurt aan het gerecht en de OM zouden doen toekomen en de verdediging heeft dat ook gedaan. Tijdens de zitting heeft Lalji namens het advocatenteam een toelichting van het verweer gegeven. Het gerecht is ervan uitgegaan, dat het schriftelijke verweer er reeds lag en dus hoefden partijen het niet in extenso toe te lichten.
Vishmohanie Thomas