Op traditionele wijze is op de Dag der Marrons een plengoffer gebracht en kransen gelegd bij het monument Plein van 10 oktober 1760. Dit ter herdenking van het vredesverdrag dat op die dag is gesloten tussen het toenmalige koloniale bestuur en de Ndyuka-stam van de marrons in Suriname. In dit vredesverdrag werd de vrijheid en zelfstandigheid van deze stam erkend.
De rode draad van de toespraken van zowel president Chan Santokhi, vicepresident Ronnie Brunswijk, als de traditionele gezagsdragers is verbroedering en eenheid geweest. Het staatshoofd heeft alle aanwezigen opgeroepen om het pad van racisme en discriminatie te verlaten en samen de natie Suriname op te bouwen. “Surinamer zijn betekent dat wij allen die hier wonen, ongeacht etniciteit, het multiculturele product zijn van dit mooi land”, aldus de president. Om dit te benadrukken heeft de president een fragment uit het Surinaamse volkslied benadrukt. “Wans’ ope tata komopo, Wi mu’ seti kondre bun”.
Vicepresident Brunswijk heeft aangegeven dat de marrons samen met de andere bevolkingsgroepen moeten werken aan de opbouw van Suriname. “In eenheid en broederschap zullen we deze natie kunnen ontwikkelen”.
De gezagdragers hebben kransen gelegd bij het monument op het Plein van 10 oktober 1760. De uit metaal opgetrokken halve korjaal symboliseert de vrijheid van de marrons. De figuren aan de zijkant van de korjaal staan voor de kennis van de marrons terwijl de pagaai aan de achterkant de vrije richting en creativiteit symboliseert.