Suriname telt drie witte journalisten die het nieuws over Suriname verzorgen voor de Nederlandse media: Harmen Boerboom, Peter van Maele en Annelies Brinkman. Ze wonen en werken in Suriname. Daarnaast heb je witte journalisten uit Nederland die af en toe langs komen voor een reportage of als ze veel geld kunnen verzamelen – zoals Ellen de Vries – dan blijven ze langere tijd om hun verhalen te maken.
Door het project De Getuigenis van president Desi Bouterse heb ik geleerd hoe de Nederlandse media werken als het gaat om Suriname. Kort samengevat is de conclusie: ze zijn de witte mediasoldaten van het koloniale leger die zich tot doel hebben gesteld om de waarheid over wat er in Suriname gebeurt te verdoezelen in de media-oorlog die tegen Suriname wordt gevoerd. Ook hebben ze tot doel om Nederland vrij te pleiten van zijn verantwoordelijkheid voor politiek geweld in Suriname.
Toen ik het project begon, waren zij nog nieuwsgierig naar wat er aan de hand was. Ze kwamen naar de persconferentie en stelden hun vragen. Naarmate het project vorderde en het begrip politiek geweld werd geïntroduceerd, werden ze voorzichtiger. Dat begrip moet vooral niet de Nederlandse kijker of lezer bereiken. Toen bleek dat niet vijftien, maar 450 mensen omgekomen waren door politiek geweld werd de grens bereikt. Dat mag in ieder geval niet tot de gemiddelde Nederlander doordringen. Want dan zou de Nederlandse betrokkenheid bij politiek geweld in Suriname plotseling op de agenda komen te staan.
Daarom moest de waarheid over wat er in Suriname gebeurt, verdoezeld worden. Geen woord over het bestaan van een Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld. Geen woord over het Pad van Verzoening. Geen woord over de Dag van Nationale Rouw, die nu al twee jaar wordt georganiseerd. Maar elk jaar op 8 december hollen de Nederlandse camera’s achter de slachtoffers van 8 december om de Nederlander te laten weten dat zij de enige slachtoffers van politiek geweld zijn en dat andere slachtoffers niet bestaan.
Bij de presentatie van het boek dat ik heb geschreven als afsluiting van het project waren de uitnodigingen niet door mij verstuurd en zaten ze er niet bij. Ze klaagden bij mij hierover. Ik bood aan om speciaal voor hen een bijeenkomst te organiseren waar ze hun vragen konden stellen. Je zou vanwege hun klachten denken, dat ze daar gretig gebruik van zouden willen maken. No way. Ze wilden gewoon een gratis boek en waren totaal niet geïnteresseerd in een gesprek over de afronding van het project. Waarom? Omdat ze dan geconfronteerd zouden worden met het begrip politiek geweld en met het feit dat Nederland een verantwoordelijkheid draagt voor het grootste deel van de slachtoffers.
Een andere witte journalist, Ellen de Vries, gaat heel ver in de manipulatie van de berichtgeving. Onlangs publiceerde ze een boek getiteld “Mediastrijd om Suriname. Van mythemakers tot nieuwsverduisteraars” (Walburg Pers, 2017). Ze heeft zich tot doel gesteld om Nederland vrij te pleiten van enige betrokkenheid bij de Binnenlandse Oorlog. Ze schrijft: “Vanaf het begin van de Binnenlandse Oorlog beschuldigde de militaire machthebbers Den Haag ervan Brunswijks strijd te gedogen dan wel te steunen.” (p. 57). Vervolgens laat ze allerlei mensen pro en contra aan het woord om te concluderen: “Hoe innig de banden tussen de Nederlandse regering en Brunswijk precies waren, wordt uit de bestudeerde stukken niet helder.” (p. 58).
Ze heeft mijn boek geraadpleegd. Dat blijkt uit haar verwijzingen. Daarin zijn de bewijsstukken voor de Nederlandse betrokkenheid uitgebreid geciteerd uit de archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met verwijzing naar de archiefnummers. Ik schrijf over een brief van Brunswijk aan minister Pronk waarin hij uitgebreid bericht over de Nederlandse financiering van de Binnenlandse Oorlog. De brief is gedateerd 19 april 1991.
Ik citeer uit de brief de passages waarin Brunswijk de hulp van de Nederlandse regering specificeert: “Door U is per beschikking op 14 februari 1991 een bedrag gefourneerd van Hfl 45.000,==. Deze beschikking geldt voor de maanden januari t/m april 1991. Het bedrag is bestemd voor 822 gezinnen. Van deze 822 gezinnen zijn er 317 vrouwen en kinderen van leden van het Jungle Commando, zij zouden hieruit pakketten moeten krijgen. Tot op heden is voor de vrouwen en kinderen van het Jungle Commando vanaf 1 januari 1991 totaal ontvangen F/F. 119.800,==, dat is Hfl 40.000,= oftewel nog geen 9% van het bedrag, terwijl 317 mensen bijna 39% is van 822 gezinnen. Binnen de termijn hebben wij nog 11 dagen te gaan, wij begrijpen dit echt niet.
De Humanitaire Organisatie Z.Z.G. (Zeister Zendings Genootschap) wijt dit aan interne problemen bij hen. Wij hebben hier reeds eerder over getelefoneerd met de heer X2 in februari j.l., er klopt namelijk iets niet. Met de heer X3 hebben wij gebeld op advies van de heer X2 echter dat heeft ook niets geholpen.
Waar kunnen wij nu daadwerkelijk ons beklag doen, het is oneerlijk hetgeen gebeurd. Wij zijn u uit de grond van ons hart dankbaar voor de hulp, werkelijk het is met name voor ons erg belangrijk. Wanneer wij geen steun hebben, leidt dit tot diefstallen en daardoor een duidelijke impopulariteit bij de bevolking. Zoals U begrijpt, krijgt niemand bij ons een financiële vergoeding.
Wij vragen U om alstublieft zo lief te zijn om deze hulp te continueren. Per maand hebben wij een bedrag nodig voor de gezinsleden van het J.C., de Manschappen en het Transport (een gedeelte van het voedsel moet naar Saramacca worden getransporteerd) van F.F. 315.000,==.
Wij hebben gemiddeld aan eigen inkomsten per maand uit o.a. aan goudwinning een bedrag van F.F. 40.000,==. Dit betekent dat er maandelijks een tekort is om alle monden te voeden, voor kleding te zorgen en transport te regelen van F.F. 275.000,==.
Nogmaals zijn wij U heel erg dankbaar voor de tot nu toe geboden Humanitaire Hulp, maar wij bidden U het voort te zetten, het is echt nodig. Voor onze manschappen is het onmogelijk om kostgronden te kappen en hun gezinsleden te onderhouden, aangezien zij dagelijks met hun militaire werkzaamheden bezig zijn.
De Heer X4 heeft ons geadviseerd om een rechtstreekse aanvraag bij U in te dienen en derhalve doen wij het bij dezen. Het is voor ons ongelooflijk belangrijk onafhankelijk te zijn van Bouterse c.s. met betrekking tot voedsel en kleding voor onze manschappen, vrouwen en kinderen.”
Ik heb de brief gezien in het archief van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken onder het archiefnummer: Archiefcode 911.31 – Verzet, 1990-1991, inv. nr. 199. Maar de vrijheid van meningsuiting in Nederland is beperkt. Het werd mij verboden om uit de brief te citeren. Ook mochten de namen niet gepubliceerd worden en moest ik ze censureren met een X. Gelukkig had ik een versie gezien bij de Surinaamse Inlichtingendienst waaruit ik wel mocht citeren.
Deze informatie heeft Ellen de Vries tot haar beschikking, want het staat allemaal in het boek. Als De Vries integer was, had ze het volgende gedaan. Ze had het inventarisnummer opgevraagd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken om te controleren of de brief inderdaad bestaat. Vervolgens zou het ministerie tegen haar moeten zeggen dat ze de brief wel mag zien, maar daar niet uit mag citeren. Zo zou ze weten dat er inderdaad sprake is van censuur, want die zou ook voor haar moeten gelden. En dan kon ze naar buiten komen met het bericht dat Brunswijk zelf in een brief toegeeft, financiële steun van de Nederlandse regering te hebben ontvangen in de Binnenlandse Oorlog. Dat heeft ze niet gedaan, want dat zou dwars ingaan tegen haar huidige conclusie: “Hoe innig de banden tussen de Nederlandse regering en Brunswijk precies waren, wordt uit de bestudeerde stukken niet helder.” (p. 58).
Ze heeft mijn boek toch bestudeerd? Maar ze is niet integer. Ze is geen wetenschapper (dit boek is een bewerking van haar proefschrift). Ze is een trouwe soldaat in de witte mediacompagnie van het koloniale leger dat de media-oorlog tegen Suriname voert. Ze heeft tot taak om de waarheid te verdoezelen en de berichtgeving te verdraaien. Daarom schrijft ze: “Recent nog, in 2917, betichtte columnist en onderzoeker Sandew Hira Nederland ervan met hulp van Eddy Jozefzoon, vertrouweling van Brunswijk, een ‘ingenieuze constructie’ te hebben bedacht om geld over te maken aan het Jungle Commando.” (p. 57). Ze gebruikt het woord “betichten” (onterecht beschuldigen) in plaats te verwijzen naar de brief van Brunswijk in mijn boek.
Vervolgens verwijst ze naar haar email-correspondentie met Bastiènne Karel, de cluster coördinator Caribisch Gebied van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken: “In de mail van 7 februari 2017 antwoordt Bastiènne Karel van Buitenlandse Zaken desgevraagd dat Hira’s tekst berust op wat de heer Jozefzoon zou hebben verteld en niet op de bij Buitenlandse Zaken geraadpleegde bronnen. De tekst is voor rekening van de auteur.” (p. 318). Zo maakt ze een verhaal als zou ik me niet gebaseerd hebben op informatie uit het archief van het ministerie.
De trouwe soldaat van de mediacompagnie moet met suggestieve woorden en het bewust weglaten van informatie het beeld creëren dat niet bewezen is dat Nederland de Binnenlandse Oorlog heeft helpen financieren.
Ze is er dik voor betaald geworden. Achter in het boek geeft ze de lijst van financiers (de bedragen zijn niet genoemd):
Het onderzoek werd gefinancierd door:
1. Matchingfonds Promotieplaatsen van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam
2. Prins Berhard Cultuurfonds
3. Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
4. Stichting Professor van Winter Fonds
5. Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten
6. Stichting Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NINsee)
De reizen werden betaald door:
1. Stichting Fonds Catharine van Tussenbroek
2. Maatschappij voor Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen
De drukkosten werden betaald door:
1. Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
2. Hendrik Muller Fonds
3. Gravin van Bylandt Stichting
Het meest opvallend vind ik de bijdrage van het NINsee. Dit instituut is opgericht door zwarte mensen, maar veel geld dat het krijgt, gaat kennelijk naar witte mensen die betaald worden om leugens te vertellen over de Surinaamse geschiedenis.
Sandew Hira