In februari 1974 kondigde premier Henck Arron onverwachts aan dat hij Suriname voor eind 1975 volledig onafhankelijk wilde zien. Joop Den Uyl, premier van Nederland, wenste een soepele conflictloze overdracht van de soevereiniteit. Suriname was toen een deel van het Koninkrijk der Nederlanden en geen kolonie van Nederland. Ingevolge het Koninkrijksstatuut van 15 december 1954 was Suriname geen kolonie meer. Suriname was een autonoom rijksdeel met eigen bestuur wat betreft lokale zaken, eigen vlag, kiesrecht, eigen parlement en eigen regering. Nederland zorgde voor defensie (het leger) en de buitenlandse betrekkingen. Al het overige was in handen van Suriname met eigen beslissingsbevoegdheid.
Ter voorbereiding van de soevereiniteitsoverdracht vonden tussen oktober 1974 en juni 1975 vijf bilaterale conferenties plaats, afwisselend in Den Haag en Paramaribo. Het grootste probleem bij de onderhandelingen betrof de weerzin van de Hindoestaanse en Javaanse bevolkingsgroep (destijds de grootste minderheid) tegen de supersnelle onafhankelijkheid. De oppositionele politieke partijen onder leiding van Jagernath Lachmon voerden oppositie tegen de regering-Arron en tegen een te snelle niet goed voorbereide staatkundige onafhankelijkheid.
Er waren geen garanties voor een duurzame stabiele economische ontwikkeling. Lachmon vreesde etnische onlusten naar het voorbeeld van buurland Guyana en was bang dat de prille democratische instituties van Suriname de onafhankelijkheid niet zouden overleven. De ervaring destijds in bijna alle Afrikaanse landen was de vestiging van militaire dictaturen kort na verkrijging van de staatkundige onafhankelijkheid. Latijns-Amerika was destijds ook een paradijs voor militaire dictaturen. Een tiental landen hadden 20 tot 40 jaar lang een militair regime. Venezuela was 47 jaar lang een militaire dictatuur.
Lachmon eiste een overgangstermijn van tien jaar en een referendum over de onafhankelijkheid.
Intussen was de exodus en brain drain uit Suriname goed op gang gekomen. In 1975 waren er circa 120.000 Surinamers reeds in Nederland. Rond de onafhankelijkheid waren bijkans 50.000 Surinamers naar Nederland vertrokken. In 1979 en 1980 emigreerden nog eens 30.000 Surinamers naar Nederland. De emigrantenstroom was zo groot dat het inwonertal van Suriname daalde van 379.607 in 1972 tot 355.240 in 1980. (Hans Buddingh, 2017)
Deze groeiende immigratie uit Suriname baarde de Nederlandse regering zorgen. Met een gouden handdruk van 3.5 miljard Nederlandse gulden is de staatkundige onafhankelijkheid van Suriname gerealiseerd. Het grootste deel van dit geld is in West-Suriname in een bodemloze put terechtgekomen (1975-1980) en het saldobedrag is door drie regeringen Venetiaan (NPS-VHP) uitgegeven aan betaling van buitenlandse schulden, reparatie van de vernietigde Surinaamse economie en herstel van de infrastructuur waaronder aan het Chinese bedrijf Dalian.
De hoop op een nieuw begin in 1975 maakte bij velen in Suriname snel plaats voor een gevoel van onbehagen. De Nederlandse ontwikkelingshulp leidde niet tot verbetering van de leefomstandigheden van velen. Er was sprake van stijgende werkloosheid en zeer slecht bestuur. De machthebbers waren zeer arrogant. God noch gebod kon hun deren.
In de loop van 1979 nam de politieke en sociale onrust toe. Het falend economisch beleid en de zeer grote sociale onvrede onder het grootste deel van het volk was de oorzaak van de militaire coup van 25 februari 1980 onder leiding van Desi Bouterse. Deze militaire leider, volksleider, volksmenner en nu een populistisch politicus met charisma, heeft zich vanaf 1980 opgewerkt van militaire leider tot tweemaal democratisch gekozen president van Suriname: regering Bouterse 1 en regering Bouterse 2.
Bouterse en Jagernath Lachmon hebben zeer intensief samengewerkt om de democratie (verkiezingen, parlement, burgerlijke regering, Grondwet, amnestie en verzoening) te herstellen. Hun zeer respectabele en vriendschappelijke relatie en omgang met elkaar was opmerkelijk. Politieke leiders horen zo met elkaar om te gaan. Zij moeten land en volk tot voorbeeld zijn en kunnen de natie daarmee omhoogduwen. Een land bouw je op met eenheid onder de bevolking en goed bestuur. Goed bestuur begint met bekwame, deskundige, eerlijke en rechtvaardige leiders.
Leendert Doerga