Wij moeten onze grondwettelijke bepalingen beter beheersen. Tijdens het interessante debat over de aanpassing c.q. wijzigen van ons kiesstelsel in verband met de uitspraak van het Constitutioneel Hof, georganiseerd door Centrum voor Democratie en Rechtspleging, dat de artikelen 9 en 24 van de Kiesregeling geacht worden onverbindend te zijn, rees ook de vraag wat als de doorvoering van de aanpassingen niet op tijd plaatsvindt.
Op deze schijnbaar simpele vraag kregen wij uiteenlopende meningen als antwoord, zonder dat in het kader van de in behandeling zijnde ernstige problematiek de mogelijkheid vanuit de Grondwet werd getoetst. De vraagstelling behoort wel tot de mogelijkheid en is zelfs de ultieme oplossing.
Temeer daar er nog geen antwoord is gekomen op de centrale vraag wat de verhouding van het CHof met de staatsmachten is en dan met name specifiek met de wetgevende en de rechterlijke macht. Immers, het CHof is krachtens de Grondwet een onafhankelijk toetsingsorgaan dat zich noch met wetgeving noch met rechtspraak bezighoudt.
Wanneer wordt gezegd dat het rechtsgevolg van besluiten van het CHof tot discussie kan leiden en zelfs verwarring kan veroorzaken, dan kan ik nu al bevestigen dat in politicis in Suriname, dit zeker het geval zal zijn met als gevolg de uitkomst van de vraag wat als de doorvoering van de aanpassingen niet op tijd plaatsvindt.
Wij moeten stoppen om, vooral in het openbaar zaken, middelmatig te behandelen. Wat bepaalt onze Grondwet met betrekking tot De Nationale Assemblee? Artikel 66 luidt: uiterlijk binnen dertig dagen nadat de leden van DNA zijn gekozen, komt dit orgaan in vergadering bijeen onder voorzitterschap van het oudste lid. In deze vergadering onderzoekt DNA de geloofsbrieven van haar nieuwe leden en beslist over de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of verkiezing zelf opkomen, één en ander volgens regelen door de wet te stellen. Deze organieke wet bestaat niet.
Vervolgens geeft artikel 68 aan de wijze van beëindiging van het lidmaatschap van De Nationale Assemblee. Wanneer door afwezigheid van gekozen leden van DNA artikel 66 niet inwerking kan treden, dan blijven de zittende leden in DNA als volksvertegenwoordigers. De kwestie van vijf jaar benoeming doet bestuursrechtelijk niets ter zake.
Op grond van artikel 90 van de Grondwet is de regering in takt en de zittingstermijn kan formeel staatsrechtelijk niet worden beëindigd. Dit alles als de prealabele vraag niet wordt beantwoord voordat verder gegaan kan worden met oplossingsmodellen voor de wijziging/aanpassingen van het kiesstelsel.
Dan zal inderdaad de vraag van Carlo Jadnanansing aan de orde komen namelijk, bij welke rechter wij terecht moeten. In feite geeft hij ook antwoord op deze vraag, zij het dat hij de inzichten van Hugo Fernandes Mendes meeneemt namelijk, dat sinds 1975 de rechter de bevoegdheid kreeg kennis te nemen van alle rechtsgeschillen.
De conspiratie tussen uitvoerende en rechterlijke macht is compleet, want er wordt gepleit om de belangrijke weeffouten in de Grondwet en de Wet Constitutioneel Hof te herstellen waardoor dit debacle weer op het conto van de vorige regering-Bouterse kan worden geschreven.
Eugène van der San