Reshma Mangre (VHP) heeft bij de behandeling van de Personeelswet en de Ambtenarenpensioenwet gepleit voor rechtszekerheid en rechtsbescherming voor de ambtenaren. Mangre is een van de parlementariërs die van mening is dat artikel 28a over ‘no work, no pay’ in de Personeelswet genuanceerd moet worden om te voorkomen dat regeringen misbruik hiervan maken.
In de wet is opgenomen dat als ambtenaren zich niet registreren dat plichtsverzuim zal opleveren. Dit is volgens Mangre, die ook vakbondsleider is, in strijd met het fundamenteel beginsel in het arbeidsrecht. Ambtenaren die hebben gewerkt, moeten betaald worden. Daarnaast wees zij op overmachtssituaties die een rol kunnen spelen, waardoor veel ambtenaren zich nog niet hebben kunnen registreren.
Mangre wees erop dat dit artikel in strijd is met het stakingsrecht.
Zij voerde aan dat opeenvolgende regeringen meestal grijpen naar dit principe als ambtenaren pleiten voor arbeidsvoorwaarden, maar dat staking een verworven recht is van ambtenaren. “Ze mogen lid zijn van een organisatie en wanneer er dan niet wordt geluisterd zijn er rechtsmiddelen om kracht bij te zetten aan de eis. Dan kan het zo zijn dat het werk niet wordt verricht.”
Tegen deze achtergrond vroeg Mangre dat het artikel genuanceerd wordt. Over de Ambtenarenpensioenwet stelde Mangre dat zij voorstander is van vervroegd uitdiensttreding, maar vroeg de regering dit eerst aantrekkelijk te maken. Mangre pleitte voor waardevaste pensioenen, waarbij het nominaal bedrag wordt geïndexeerd met de inflatie en welvaartsvaste pensioenen met name het meestijgen van de nominale waarde met de lonen.
Bij de overheid moeten mensen soms vijf tot tien jaar wachten om hoger ingeschaald te worden. Weer anderen moeten jaren wachten om een vaste aanstelling te krijgen. Ook zij die pas in dienst zijn genomen moeten maanden op hun salaris wachten. Daarnaast is het uitbetalen van overuren ook een probleem. Mangre vroeg de regering bijzondere aandacht voor deze groepen en riep op deze mensen uit te betalen.


