Als één van ’s werelds hardst door hiv getroffen landen is Botswana goed op weg om ongeboren en pasgeboren baby’s te beschermen tegen deze infectieziekte. Zo ligt de kans dat het aidsveroorzakende virus hier overspringt van zwangere, bevallende en borstvoedende vrouwen naar hun kindjes tegenwoordig onder de vijf procent. Tien jaar geleden schommelde dat risico nog tussen de 18 en 45 procent.
Dit jaar zijn er in Botswana overigens nog helemáál geen baby’s met hiv geboren, zo meldt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hiermee heeft het woestijnachtige landje de zilveren status behaald als het gaat om de bestrijding van de van-moeder-op-kind-overdracht van hiv. Hoewel er nog vijftien andere landen op deze lijst staan, is het voor het eerst dat een hiv-hotspot als Botswana, waar één op de vijf mensen seropositief is, de afgelopen tien jaar deze mijlpaal heeft gehaald, zegt dr. Matshidiso Moeti, regionaal Afrika-directeur van de WHO.
Hiv-remmers
Volgens hem is deze prestatie te danken aan het feit dat 90 procent van de seropositieve zwangere en borstvoedende vrouwen in Botswana, én hun kindjes, tegenwoordig toegang hebben tot levenslange, door de overheid verstrekte hiv-remmers. Dat is al sinds 2013 het geval.
Deze medicijnen gaan de vermenigvuldiging van hiv in het lichaam tegen, voorkomen dat het overslaat naar Aids en maakt mensen veel minder besmettelijk.
De interventie valt onder het nationale hiv-bestrijdingspreventieplan, een strategie die in 1999 in het leven werd geroepen en de Botswaanse hiv-prevalentie de afgelopen twintig jaar heeft teruggebracht van meer dan 30 naar 20,3 procent.
Prestatie
“Het is een enorme prestatie voor een land met één van de ernstigste hiv-problematieken ter wereld”, zegt Moeti. “Botswana laat zien dat een aidsvrije generatie mogelijk is, en dat visionair politiek leiderschap dat afgestemd is op prioriteiten als gezondheidszorg levens kan redden.”
Mohamed Fall, regionaal directeur van Unicef in oostelijk en zuidelijk Afrika, is het met Moeti eens en noemt het land een rolmodel voor de regio.”
De Telegraaf