Opvallend was een stuk over de visie van Nederland op de economische situatie in Suriname. Kort na de coup werd het idee besproken van een brug over de Surinamerivier. De brug is intussen gerealiseerd en iedereen – voor- en tegenstanders van Bouterse – zijn het er over eens dat die brug een enorme bijdrage heeft geleverd en nog levert aan de ontsluiting van Suriname en de economische ontwikkeling van het land.
Maar Nederland zag de brug helemaal niet zitten. De Nederlandse minister schrijft aan de ambassade op 1-9-1982: “hoewel dezerzijds geen principiële bezwaren bestaan tegen opname brug in herallocatievoorstellen meen ik, dat vooralsnog een zeer afhoudende reactie ware te geven. in eerste plaats zal, zolang evaluatie grote landbouwprojecten niet is afgerond, rekening moeten worden gehouden met aanzienlijke reserveringen voor mcp, loc en patamacca. In licht van schaarse middelen is het twijfelachtig of ruimte overblijft voor brug. ook indien minder geld nodig zou zijn voor landbouwsector heeft brug over surinamerivier in mijn visie lage prioriteit.” (Archiefcode 4027).
De aanloop naar 8 december
Er is weinig informatie te vinden in de weinige archieven die we gekregen hebben over de Nederlandse rol in de aanloop naar 8 december. Toch waren er nog enkele stukken die je tot denken stemmen.
Kort na de coup heeft de nieuwe regering onder leiding van Chin A Sen besloten om gevallen van corruptie te berechten via een bijzonder rechtscollege. Het archief bevat krantenknipsels van de rechtszaken van dit college. Als je dit leest, vraag je je soms af of je in een comedy show bent terechtgekomen. Neem het bericht uit De Ware Tijd van 22-1-1981 over het proces tegen NPS-topper mr. Alwin Baarh. Baarh was advocaat en districtscommissaris van Para. De Ware Tijd: “In 1978 wees mr. Baarh zichzelf niet minder dan vijf percelen toe voor de uitoefening van landbouw. In totaal besloeg de grond een oppervlakte van circa 10 hektare. Bij kontrole bleek dat de ex DC het landareaal niet in kultuur had gebracht en dat vanaf de toewijzing op 18 oktober 1979 de huur niet was aangezuiverd. De heer Baarh die destijds distriktscommissaris was van Para, trok de percelen van anderen in en gunde zichzelf wederom een prachtig stuk land.” (Archiefcode 11923)
Hoe ging Baarh te werk? Het is komisch, eigenlijk hilarisch, maar waar. De Ware Tijd: “Hij diende een verzoekschrift in bij de DC van Para, Mr. A. Baarh. Hierin verzocht hij nederig om in aanmerking te worden gebracht voor een perceelland groot 3.2264 hektare. Het perceel was gelegen aan de Groenhartweg 17. Aan het eind van de brief smeekte Mr. A. Baarh de distriktscommissaris mr. A. Baarh om gunstig over het verzoek te beschikken. Dat gebeurde ook want DC en verzoeker waren een en dezelfde persoon. Hoewel Mr. Baarh als DC van Para wist dat op 11 december 1978 de landbouwer Patadin en Mevrouw Fappesur een verzoek hadden ingediend voor hetzelfde gedeelte grond aan de Groenhartweg, gunde hij zichzelf de grond.” (Archiefcode 11923). Hij werd veroordeeld tot vier maanden gevangenis met aftrek van voorarrest.
A. Karamat Ali werd aangeklaagd voor fraude van Sf 2 miljoen. De ambassade meldt op 13-12-1980: “teken aan dat in deze zaak tot op heden nog geen sprake is van enige onrechtmatigheden met Nederlandse ontwikkelingsgeld.” … “medewerker van ambassade is als waarnemer aanwezig.” (Archiefcode 11922).
Karamat Ali werd verdedigd door de advocaten Eddy Hoost en John Baboeram. Het is wel een merkwaardig gevoel om de naam van mijn broer meermalen tegen te komen in het archief.
Een ambassadebericht van 13-12-1980 meldt: “Het bijzondere berechtingscollege heeft op vrijdag 12 december 1980 wegens ‘bijzondere omstandigheden’ de zaak tegen oud minister van openbare werken mr. a. karamat ali voor onbepaalde tijd aangehouden. Het hof maakte tevens bekend dat diens raadslieden, de advocaten mr. e. hoost en mr. J baboeram zich hadden teruggetrokken, doch dit diende los van de opschorting te worden gezien. medewerker vernam van mr. baboeram avant zijn beslissing zich terug te trekken, dat advocaten onvoldoende tijd hadden gehad om de verdediging grondig voor te bereiden. Van de echtgenote van mr. baboeram werd naderhand vernomen, dat nog een andere factor had meegespeeld, namelijk dat mr. baboeram de situatie rond de diverse recente processen steeds “grimmiger” begon te vinden en dat mr. hoost en hijzelf van mening waren zich met hun pleidooien te veel geëxponeerd te hebben. Het valt mij moeilijk begrip voor de houding van deze advocaten op te brengen. Ik ben van mening dat het risico dat zij lopen voor lieden met ruggengraat aanvaardbaar zou zijn geweest.” (Archiefcode 11922).
Direct na 25 februari 1980 lopen de spanningen in Suriname op. De advocaten realiseren zich dat hun werk in dit klimaat ernstige risico’s met zich meebrengt, wat op 8 december ook is gebleken. Maar de ambassadeur had een duidelijke mening: hun voorzichtigheid werd gezien als een gebrek aan “ruggengraat”. Je vraagt je dan af, wat de ambassade in hun contacten met de advocaten tegen hen zegt. We hebben daar geen informatie over en kunnen slechts gissen. Heeft de ambassade tegen ze gezegd dat ze geen gevaar liepen en dat ze ondersteund zouden worden door het machtige Nederland. Daar lijkt het op.
In een bericht van 25-6-1981 meldt de ambassade het volgende: “van mr. baboeram, advokaat h.t.s., werd vernomen dat hij, in samenwerking met zijn confrere en ex-minister van justitie mr. hoost, doende was een Surinaams comite voor de mensenrechten op te richten. beide advokaten waren op dit idee gekomen aangezien aangezien zij in hun praktijk frequent werden geconfronteerd met gevallen waarin deze rechten op een of andere manier werden aangetast. Het voorziene comite zou onder meer als een registratiebureau moeten dienen voor dit soort inbreuken, het zou onder de vleugels moeten komen te staan van het u.n. committee on human rights. mr. baboeram zal zich op 11 juli a.s. naar Nederland begeven om zich bij het Nederlandse juristen comite voor de mensenrechten te oriënteren over de opzet en organisatie van een dergelijke instantie. Hij is voornemens over dit onderwerp ook te spreken met professor griffiths te Groningen, lid van amnesty international en de international commission of jurists. de heren baboeram en hoost zijn zich bewust van de eventuele, voor hen persoonlijk, onplezierige repercussies die hun actie in de huidige omstandigheden hier te lande kan hebben, doch zij zijn bereid er de consequenties van te dragen.” (Archiefcode 11924)
Ze hadden nu kennelijk ruggengraat getoond. Welke rol heeft de ambassade hierin gespeeld? Hebben ze hen opgejut? Hebben ze de verzekering gegeven dat Nederland hen bij eventuele problemen zou helpen. De ambassade wel bereid om te helpen zonder dat de buitenwereld dat wist.
Zo meldt de ambassade op 22-11-1982: “eerste medewerker kreeg in gesprek met mr. eddie hoost, advocaat in het rambocus-proces, de indruk dat deze erkentelijk zou zijn indien aan frans van klaveren (redacteur nrc), michele de waardt (volkskrant) of redactie radio nederland wereldomroep zou worden gesuggereerd hem telefonisch interview af te nemen. Telefoon betrokkene in paramaribo is 76587 of 50393. verzoeke niet te vermelden, dat suggestie via deze ambassade is geleid.” (Archiefcode 11926)
De ambassade organiseerde interviews tussen de advocaat en Nederlandse journalisten, maar niemand mocht het niet weten.
Na de Decembermoorden rapporteerde een medewerker van de ambassade op 28-12-1982 over een gesprek met Venoaks, die als volgt werd omschreven: “betrokkene die ik goed ken, vaker ontmoet en waardeer om zijn kennis en kunde, vlotheid en vooral inzet op velerlei gebied, is een voorm. kl kvv-sergeant en thans als een soort “trouble-shooter” werkzaam bij bin buza, kabinet bouterse en slm (sur. Luchtvaartmij.)” (Archiefcode 2764)
De medewerker schrijft over het gesprek: “hij vertelde mij dat de dood van min. kamperveen te maken had met een afgeluisterd gesprek van kamperveen met chin a sen, waarin de eerste gesteld had dat de huidige leiding alleen maar weggeschoten kan worden. hij had erbij gezeten dat derby gefrustreerd werd toen deze merkte dat daal met advocaat goncalves gesprekken voerde hetgeen derby wantrouwde. De laatste wilde toen niet met daal een grote staking ondernemen, e.e.a. zou later derby zijn leven hebben gered.” (Archiefcode 2764)
Een opmerkelijk bericht is die van 1-12-1982, dus ruim een week voor de executies. Daarin wordt getwijfeld aan de positie van Horb als leider van een mogelijke rechtse coup: “medewerker had gesprek met iemand uit naaste omgeving van garnizoenscommandant horb. Uit gesprek, dat een geheel nieuw licht werpt op de ‘neutralisering’ van horb door bouterse, moge het volgende worden gereleveerd. volgens zegsman zou horb, na zijn mislukte onderhandelingen met de moederbond op 2 november jl., in de buurt van saramacca zijn ondergedoken en het plan hebben opgevat een coup tegen bouterse te plegen. Horb had zich hierbij ervan gewist dat het gehele bataljon achter hem zou staan. Via de moeder van horb is bouterse achter de verblijfplaats van horb gekomen en heeft een verzoening met hem tot stand gebracht onder het motto dat bouterse ‘de situatie niet alleen aankon’ en dat zij samen naar een oplossing voor de problemen moesten zoeken. horb zou voor deze opstelling van bouterse zijn gezwicht. Volgens de versie van zegsman is het een misvatting dat horb nu is geneutraliseerd. In tegendeel: ‘business is as usual’. Horb heeft nog steeds een machtige positie, ondermeer vanwege het feit dat hij chef-staf van het leger is alsmede hoofd van de auditeuren-fiscaal. zaken waar hij het niet mee eens is, worden door hem tegengehouden, zoals concept-brieven over de herstructurering van de universiteit, waarvan de inhoud door links-radicalen is geïnspireerd.” (Archiefcode 2764)
Het beeld dat hier naar voren komt, is als volgt. De CIA heeft Horb benaderd om de leider te zijn van een rechtse coup om linkse krachten fysiek te elimineren. Bouterse is dit te weten gekomen, hetzij via zijn eigen inlichtingendienst, hetzij omdat Horb het hem heeft verteld, hetzij op beide manieren. In het interview met mij zegt Bouterse: “Horb had enorm ontzag voor me. Hij wist dat hij vrij met me kon praten.” (De Getuigenis, p. 309). Het is heel goed mogelijk dat Horb met de CIA heeft gesproken en Bouterse hiervan op de hoogte heeft gebracht. In gesprekken met mensen uit de inlichtingendiensten was dit scenario al eerder aan me voorgehouden. Deze memo van de ambassade lijkt dat te bevestigen.
De ambassade was ook geïnteresseerd in de verhouding tussen Bhagwandas en Bouterse.
In een bericht van 21-1-1983 meldt de ambassade dat ze gesproken heeft met kapitein Frank Getrouw, die Bouterse van jongsaf aan kent. Getrouw schetst de relatie tussen Bouterse en Bhagwandas als volgt: “Kapt. Getrouw stelt dat bouterse mannen als bhagwandas niet (altijd) in de hand heeft. Hij dekt ze echter wel als er weer eens iets is fout gegaan.” (Archiefcode 2914)
De Decembermoorden kwamen ook voor de ambassade als een verrassing. De vraag wat er precies was gebeurd, wordt in enkele stukken aangekaart. Ik neem aan dat er veel meer documenten hierover zijn, maar dat die niet beschikbaar gesteld zijn.
De ambassade probeert op basis van verschillende bronnen te achterhalen wat er op 8 december is voorgevallen. In een bericht van 12-12-1982 meldt ze: “zeer betrouwbare bron vertelde mij vertrouwelijk van directe ooggetuige volgende over gebeurtenissen op 8 december te hebben vernomen. degenen die in de nacht van 7 op 8 december zijn gearresteerd zijn nog diezelfde nacht ter dood gebracht. Hen zou alleen gevraagd zijn of zij een bekentenis wilden afleggen. Alleen kamperveen en slagveer waren hiertoe bereid (of zijn hiertoe gedwongen) en zijn, na een verklaring voor respectievelijk de radio en de t.v. te hebben afgelegd, de volgende nacht gedood. horb, die buiten dit alles was gehouden, is na het neerschieten van de gearresteerden in nacht van 7 op 8 dec. in fort zeelandia door bouterse geroepen die hem de stapel lijken liet zien zeggende: “doe je met ons mee of wil je er ook bij liggen?” horb heeft toen hierop meteen gereageerd door te zeggen: “ik doe mee”. Daarmee heeft hij – voorlopig – zijn eigen leven gered. volgens de bron zijn de executies uitgevoerd door bagwandash, esajas en brondenstijn (alle drie lid van de commandogroep van 16) en beschikt bouterse over een lijst van 37 te liquideren personen.” (Archiefcode 2764)
De informatie staat haaks op andere bronnen (inclusief Derby) die aangeven dat Horb aanwezig was in het fort bij de krijgsraad waarvoor de arrestanten moesten verschijnen.
De ambassade vroeg zich af of Sital betrokken was bij de executies. Een medewerker van de ambassade sprak met Venoaks, die hij als een betrouwbare informatiebron beschouwt. In een bericht van 19-1-1983 van de ambassade meldt de medewerker: “sprak 19/1 met hr. Venoaks… min. Sital is niet aanwezig geweest bij executie.” (Archiefcode 2764).
Dit is alles wat ik heb kunnen halen uit de schaarse bronnen over de rol van Nederland in de aanloop naar de Decembermoorden. In mijn boek De Getuigenis van president Desi Bouterse heb ik op basis van allerlei bronnen de pogingen tot coups behandeld.
Sandew Hira