Amyotrofe Laterale Sclerose, kortweg ALS, is een ziekte die plots opduikt en leidt tot spierverzwakking en uiteindelijk verlamming. Ongeveer de helft van de getroffenen overlijdt binnen drie jaar na de diagnose. Aan de Katholieke Universiteit Leuven wordt heel wat onderzoek verricht naar deze ziekte. Een stand van zaken ter gelegenheid van Wereld-ALS-dag.
Wat is ALS precies?
Wie een probleem wil verhelpen, moet eerst begrijpen wat er precies fout loopt. Dat is in het geval van ALS geen sinecure. Het is een ziekte waarbij motorische zenuwcellen veel te vroeg afsterven met als gevolg dat de spieren niet langer correct bezenuwd zijn en dus de prikkels vanuit de hersenen niet meer (correct) doorgeven aan de spieren. De patiënt kan alsmaar moeilijker bewegen, praten, slikken en ademhalen.
Wat de exacte oorzaken hiervan zijn, is nog niet helemaal duidelijk. Negentig procent van de getroffenen heeft een sporadische vorm van ALS, die waarschijnlijk veroorzaakt wordt door een samenspel van genetische fouten en het milieu waarin we leven. Gelukkig zijn onderzoekers de afgelopen jaren al veel wijzer geworden over die genetische fouten dankzij het doorgedreven onderzoek naar de genetische variant van ALS, waaraan dus tien procent van de patiënten lijdt.
Neuroloog Philip van Damme wijdt zich al zeventien jaar aan het onderzoek naar ALS. ‘Alles bij elkaar zie ik veel vooruitgang in vergelijking met zeventien jaar geleden, toen ik als doctoraatsstudent ALS begon te onderzoeken. Er is dan misschien nog geen ultiem geneesmiddel op de markt, maar we boeken wel degelijk resultaten. De buitenwereld rekent ons af op die allerlaatste stap – een therapie – maar ondertussen zit onze research in een stroomversnelling. Dat geeft reden tot hoop.’
Knack.be