Hira weet zeker dat de rechters in het 8-decemberstrafproces, de conclusie van de auditeur-militair, Roy Elgin, dat Bouterse schuldig is, zullen volgen. Hij dicht kennelijk aan zijn eigen oordeel, dat Bouterse onschuldig is en tijdens de moorden niet in het Fort was, heel weinig overtuigingskracht toe.
Toegegeven, zijn onderbouwing, de valse alibi van Bouterse, is geen bron van zelfvertrouwen. De onzinnigheid van zijn aantijgingen dat voor de ‘politici in toga’ schuld op voorhand vaststaat, blijkt extra uit de eis voor vrijspraak van Edgar Ritfeld en andere verdachten. Niet wie je bent, maar wat je al dan niet hebt misdaan, onder deze of gene omstandigheden, vormt de grondslag voor het oordeel van de rechterlijke macht, in het licht van het strafrecht.
Hira gaat in zijn minachting voor de rechterlijke macht en ontkenning van het strafrecht, zelfs verder dan de hoofdverdachte. De laatste erkent door zich te laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, tenminste nog de constitutionaliteit en legitimiteit van de rechtsgang. Maar Hira, columnist van de paarse Bakana Tori, is geradicaliseerd en doet met zijn extreme voorstel – dat de hoofdverdachte zijn advocaat moet terugtrekken en de rechterlijke macht niet moet erkennen – de rechtsbelangen van de hoofdverdachte geen goed. Hira heeft makkelijk praten; hij staat niet terecht en woont veilig met zijn Nederlands paspoort in Den Haag. Als de hoofdverdachte zijn advocaat terugtrekt, geen gebruik maakt van de beschikbare rechtsmiddelen, dan reduceert hij aanzienlijk zijn kans op vrijspraak of strafvermindering. Dit zelfdestructief advies van de ‘waarheidsvinder’ van de hoofdverdachte, demonstreert het gegeven dat Hira zijn toevlucht zoekt in een fantasiewereld. Als hij zijn gelijk niet in de gedeelde, reële wereld kan halen, dan maar in de fictie.
Fantasiewereld
In de fantasiewereld van Hira is niet de grondwet, maar de onrechtmatige Zelfamnestiewet, die voor moord en folter amnestie geeft, de hoogste rechtsnorm. Hij verwijt de rechters ‘buiten de wet’ te zijn getreden, eigen wetten te maken, omdat ze in lijn met de grondwettelijke opdracht, geen inmenging in een lopend strafproces, hebben toegestaan. Het gaat bij Hira niet om de wet, maar om het tonen van zijn serviele loyaliteit aan Bouterse, die hij aanmoedigt zich boven de wet op te stellen. In zijn fantasie is hij voor het recht, in werkelijkheid is hij voor dictatuur, macht gestoeld op geweld. Daarom verwijt hij de rechters met een veroordeling van Bouterse, geweld te veroorzaken en een invasie te provoceren. In zijn fantasiewereld doet hij alsof hij geweld probeert te voorkomen met zijn strijd tegen gerechtigheid, in werkelijkheid bevordert hij geweld door de schuld bij geweld tegen de rechtsorde, niet bij de geweldenaars te leggen, maar bij rechters die slechts hun werk doen. Hira gebruikt dezelfde formule als zijn politieke broodheer, de president/hoofdverdachte: de dief die roept: ‘Houd de dief!’
Theo Para