Alle mensen hebben met economie te maken. Maar weinig mensen begrijpen de werking van de economie, lijkt het. Je moet ervoor gestudeerd hebben. Maar er is ook zoiets als gezond verstand.
ADVERTENTIE |
De universiteit van Suriname heeft een opleiding economie. FHR for Higher Ecucation leidt economen op. Er is een Vereniging van Economisten in Suriname. Je zou verwachten dat in het publieke debat over economische politiek in crisistijden voor- en tegenstanders van verschillende economische stromingen in een vrij intellectueel klimaat elkaar om de oren slaan met feiten, theorieën en argumenten. Niets is minder waar. Het lijkt alsof er maar één opvatting mogelijk is over het economisch beleid in Suriname, namelijk dat het huidige beleid niet deugt en alle deskundigen het daarover met elkaar eens zijn. Die ene opvatting is notabene gebaseerd op één economische theorie, het neoliberalisme, en wordt gepresenteerd als een universele waarheid.
Zoals in elk vakgebied zijn er ook in de economie verschillende theoretische stromingen. Grofweg zijn er vier stromingen te onderscheiden.
De klassieke liberale stroming die teruggaat naar Europese economen als Adam Smith en David Ricardo. Zij pleiten voor een markteconomie met minimale inmenging van de staat, particulier eigendom van productiemiddelen en een volledige vrije markt. Dit systeem – het kapitalisme – leidt tot economische groei en welvaart voor iedereen omdat de markt als een onzichtbare hand productie, investeringen en consumptie in goede banen leidt. De markt is een systeem met een zelfregulerend vermogen. Een economische crisis zorgt ervoor dat zwakke ondernemingen ten onder gaan en de sterken overleven. Dit is het klassieke liberalisme.
Het Marxisme met Karl Marx en Friedrich Engels als grondleggers is de tweede stroming. Zij wijst op de periodieke crisissen in het kapitalisme, de enorme verspilling van productie tijdens die crisissen en de wijze waarop de kapitalisten de kosten van de crisis afwentelen op de arbeiders. Zij pleiten daarom voor een centraal geleide planeconomie waarbij productiemiddelen in handen zijn van de staat, het privé-eigendom van productiemiddelen is afgeschaft en productie, investeringen en consumptie via planning in plaats van het marktmechanisme worden gereguleerd.
Een derde stroming kwam in het Westen op na de grote depressie van de jaren dertig, toen bleek dat het zelfregulerend vermogen van de markt niet in staat was om de depressie te voorkomen en op te lossen. Staatsinterventie bleek noodzakelijk om de economie uit het slop te halen. De grondlegger van deze stroming, John Maynard Keynes, betoogde dat de overheid een actieve rol moest spelen in de economie door geld te lenen en te investeren in de publieke infrastructuur. De particuliere sector krijgt een stimulans vanwege het zogenaamde multipliereffect. Investeringen door de overheid leiden tot investeringen door het bedrijfsleven waardoor per saldo de economische groei veel groter is dan de initiële investeringen door de overheid. Sociaaldemocraten in West-Europa hebben de theorie van Keynes omarmd en in de praktijk gebracht. Dat leidde tot een hoge economische groei en de opkomst van de verzorgingsstaat.
De vierde stroming is een verzameling van economische theorieën die buiten het Westen is ontwikkeld en rekening houdt met de ervaringen van niet-Westerse landen. In Latijns-Amerika heb je de dependencia-theoritici (dependencia=afhankelijkheid). Zij stellen dat de economische ontwikkeling van landen die gekoloniseerd waren in hoge mate negatief bepaald is geweest door de kolonisator. Economische onafhankelijkheid van de ex-kolonisator zal leiden tot een betere economische ontwikkeling. Volgens deze theorie moet de ontwikkeling van Staatsolie in dat kader worden gezien: het verbreken van de economische banden met Nederland heeft de ruimte geschapen voor eigen Surinaamse initiatieven.
In China heeft Deng Xiaoping naar aanleiding van de negatieve ervaringen met een volledig centraal geleide planeconomie het concept geïntroduceerd van de combinatie van planeconomie met particulier ondernemerschap. De creativiteit van ondernemerschap moest ruimte krijgen binnen een globaal economisch plan dat door de staat werd opgesteld en uitgevoerd. Particulier ondernemerschap wordt gestimuleerd, maar binnen de kaders die de planeconomie heeft uitgezet. Zijn beroemde uitspraak is: “Het maakt niet uit of een kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt.” Anders gezegd: het maakt niet uit of de planeconomie particulier ondernemerschap of staatsbedrijven gebruikt, als het maar leidt tot groei van de welvaart.
In Zuidoost Aziatische landen zijn er Buddhistische economen die tegenover het concept van maximale winst (een ander woord voor hebzucht) het begrip minimaal lijden gebruiken als leidraad voor de inrichting van een economische orde. Ze uiten kritiek op het kapitalisme als een egoïstisch systeem dat geweld en lijden veroorzaakt voor arme mensen en pleiten voor een economische orde die solidariteit en geluk centraal stelt. Zij werken met het begrip Bruto Nationaal Geluk naast het Bruto Nationaal Product. Ze stellen dat economische theorie een ethische dimensie heeft en niet neutraal is.
Het concept van de ethische dimensie in de economische theorie is het meest uitgewerkt in de islamitische economische theorie. Privé-eigendom van productiemiddelen en het marktmechanismen hoeven geen probleem te zijn, mits ze geleid worden door ethische principes. Islamitische economische theorieën hebben een lange geschiedenis die teruggaat naar de zevende eeuw en is uitgewerkt in allerlei onderdelen: investeringsbeleid, financiële sector (islamitisch bankieren), overheidsfinanciën, handel, verzekeringen, landbouw, etc.
Neoliberalisme
In de jaren vijftig kwam onder leiding van de rechtse econoom Milton Friedman een aanval op de Keynesiaanse theorie. De overheid moet terugtreden uit de economie. Staatsbedrijven moeten geprivatiseerd worden, evenals het openbare onderwijs. Particulier onderwijs is de beste garantie voor de kwaliteit van onderwijs. De rol van de overheid moet beperkt blijven tot het garanderen van een overschot op de overheidsbegroting en het reguleren van de geldhoeveelheid in de samenleving via de centrale bank om de inflatie in toom te houden. Door de grote aandacht voor monetair beleid wordt deze stroming ook wel eens aangeduid als monetarisme.
Friedman’s theorie werd toegepast in Chili na de instelling van de militaire dictatuur onder leiding van generaal Pinochet. De democratisch gekozen socialist Allende werd vermoord op 11 september 1973 en met hem duizenden linkse Chilenen. Friedman had een aantal jonge Chileense economen getraind die bekend stonden onder de naam de “Chicago boys”, genoemd naar de University of Chicago waar hij doceerde. In de jaren tachtig voerden Ronald Reagan en Margareth Thatcher een strak rechts economisch beleid uit dat bekend werd onder de naam neoliberalisme en terugging naar de principes en methoden van Friedman.
In Suriname propageert de Vereniging van Economisten (VES) de politiek van het neoliberalisme, maar doet voorkomen alsof dit de enige mogelijke theorie is. Het verengt economisch beleid tot monetair beleid. Voor de VES zijn conform de neoliberale politiek de overheidsfinanciën en de staatsschuld de belangrijkste economische prioriteiten en ze doet alsof dit de normaalste zaak van de wereld is. Maar zo normaal is het niet.
Neem de staatsschuld. De VES maakt een enorme poeha over de hoogte van de staatsschuld alsof Suriname daarmee een onvergelijkbaar groot probleem heeft. Maar internationaal is dat helemaal niet bijzonder. Volgens het Bureau voor de Staatsschuld die de administratie bijhoudt van de Surinaamse staatsschuld was de hoogte van de staatsschuld als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP) per 12-2-2019: 57%. De VES spreekt dramatisch over een “tijdbom”. Maar laten we internationaal kijken naar de staatsschuld van andere landen. Singapore wordt in Suriname door sommigen als een groot voorbeeld gepresenteerd. Hun staatsschuld was 111% van het BBP (alle cijfers zijn van 2017). Japan, een economische grootmacht, heeft een staatsschuld van 253%, Amerika 105%, Engeland 85%, Frankrijk 97%, Canada 90%, Europese gemeenschap als geheel 87% en Nederland 57% net als Suriname. Hoe zit het met de tijdbommen daar? Het idee dat een staatsschuld per definitie de economische ontwikkeling van een land tegenhoudt, klopt gewoon niet met de feiten. Kijk maar naar de landen die hierboven genoemd zijn. Waarom kijkt de VES niet naar deze cijfers om vervolgens vast te stellen wat in vergelijking met andere landen voor Suriname een acceptabel percentage zou moeten zijn?
Van economen zou je verwachten dat ze weten wat de rol van het bank- en kredietwezen is in de economie. Het moet een katalysator zijn voor economische ontwikkeling. Stel dat niemand geld zou lenen. Iedereen – particulieren, overheden, bedrijven – zouden hun ontwikkeling alleen uit eigen middelen financieren. Wat is dan de functie van het bankwezen? Je bekijkt staatsschuld altijd in relatie tot economische ontwikkeling en niet op zichzelf.
Steeds maar blijven hameren dat de staatsschuld een groot probleem en een tikkende tijdbom is, heeft niets te maken met economisch inzicht, maar met een politieke agenda (oppositie tegen de regering) die verhuld wordt achter zogenaamde technisch-economische problemen. De VES verengt de economische problemen van Suriname tot een monetair probleem, wat een kenmerk is van neoliberale economen.
Dat gebrek aan basiseconomisch inzicht van de VES zien we in de benadering van het begrotingstekort. Huisvrouwen, huismannen en eerstejaarsstudenten economie weten dat een tekort in je budget het resultaat is van ontvangsten en uitgaven. Als je een tekort wilt opheffen, dan moet je een beleid voeren aan twee kanten: de ontvangsten verhogen en/of de uitgaven verminderen.
Wat is de benadering van de VES? De focus leggen op de vermindering van de uitgaven en het hele vraagstuk van de inkomstenverhoging links laten liggen. Hoe komt dat? Omdat VES vanuit haar neoliberale visie de wereld bekijkt met de bril van de boekhouder in plaats van de econoom. Een boekhouder kijkt naar het huidige budget en zegt: we mogen niet meer uitgeven dan binnenkomt. Een econoom kijkt met een strategisch oog naar de economie als geheel en zegt: we moeten de economie laten groeien en als het nodig is dat we meer uitgeven dan binnenkomt, dan moet dat maar, want de groei zal dat op den duur goedmaken.
Als je in de discussie over het begrotingstekort ingaat op de perspectieven voor groei, dan praat je niet alleen over abstracte zaken als kansen voor groei, maar in Suriname ook over concrete zaken als de projecties voor de prijzen van olie en goud in de komende jaren. Stel dat die projecties goed zijn, dan is het misschien niet eens nodig om zwaar te bezuinigen omdat je bestedingsruimte groter is. Je hoeft geen econoom te zijn om dit te begrijpen. Gezond verstand is voldoende. Het negeren van deze dimensie van het begrotingstekort is een politieke keuze die tot doel heeft om de oppositie tegen de regering versterken. En het wordt ondersteund vanuit hun theoretische keuze.
In het neoliberalisme gaat monetair beleid boven strategisch beleid. In de Keynesiaanse visie (let wel, dit is geen radicale socialistische visie) gaat strategisch beleid boven monetair beleid. In de Surinaamse situatie betekent dit dat je eerst strategisch beleid moet hebben over hoe je uit de crisis komt via stimulering van de economische groei en beheersing van de overheidsuitgaven. Van daaruit kijk je naar de gevolgen voor het overheidsbudget en de monetaire sector. De neoliberale visie heeft een boekhoudkundige benadering met de focus op de beheersing van de uitgaven.
Als je een strategisch-economische benadering hebt in plaats van een boekhoudkundige, dan is er geen reden om hysterisch te zijn over het begrotingstekort en termen als tijdbommen te gebruiken voor zaken die vanuit een strategisch oogpunt als normaal kunt beschouwen.
Mijn goede vriend Jimmy Bousaid is één van de leidende economen in de VES en erelid. We hebben samen geld-, krediet- en bankwezen gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in de jaren zeventig en tachtig. In politiek opzicht zijn onze wegen uit elkaar gegaan. Dat heeft geen gevolgen gehad voor onze persoonlijke relaties. Waar nodig staan we voor elkaar klaar als het om persoonlijke aangelegenheden gaat.
Bij zijn vertrek als directeur van de Hakrinbank zei hij dat er sprake is van monetaire financiering in Suriname. Monetaire financiering is een stokpaardje van de VES. Dan gaat het vooral om definities. Maar het algemene publiek associeert monetaire financiering met hyperinflatie. Twee Surinaamse economen – Drs. Stanley Mathura en Drs. Ajay Surjbalisingh – hebben de koe bij de horens gepakt en een empirische toetsing gedaan over de vraag of er sprake is van monetaire financiering. Feiten dus, geen fantasieën. Ze hebben de totale geldhoeveelheid in kaart gebracht en gekeken naar het verband met inflatie en economische groei. Hun conclusie: “Wij constateren dat de monetaire aggregaten, de overheidsfinanciën in combinatie met de reële economische groei en inflatie niet duiden op monetaire financiering.”
Wat is de gangbare methode van discussie in wetenschappelijke kringen (de VES profileert zich als een organisatie van mensen met een wetenschappelijke basis)? Iemand poneert een stelling: er is sprake van monetaire financiering. Een ander toetst die stelling aan de hand van feiten. Als de conclusie luidt: de stelling is verkeerd, dan kan de andere partij twee dingen doen: toegeven dat de stelling niet klopt of de feiten en analyse van de ander bekritiseren en feiten aanbrengen die de stelling ondersteunt.
Dat is in wetenschappelijke kringen gangbaar. In politieke kringen is het anders. Als iemand je stelling onderuithaalt met feiten, dan zwijg je over de kritiek, en ga je nog harder roepen dat je stelling waar is. Het idee is dat constante herhaling van een foute boodschap deze op den duur goed maakt.
In het land der blinden is éénoog koning
Opvallend en heel storend is de ongelooflijke arrogantie van de VES en haar voorlieden in de discussie over de Surinaamse economie. Hun boodschap aan de samenleving is: “Wij zijn de deskundigen; wij hebben jarenlange ervaring; wij zijn niet politiek bezig, maar puur technisch-economisch; als wij praten, moeten jullie met ontzag stil zitten en applaudisseren als we klaar zijn, want wij weten het beter.” In reactie op de kritiek van de regering op de politieke rol van de VES in maatschappelijke discussies zegt ze: “In de eerste plaats willen wij aangeven dat de regering niet de kennis noch de ervaring en de autoriteit heeft om een uitspraak te doen over de ‘economische grondslag’ van de analyses van de VES.” Alsjeblieft zeg. Al die economen, inclusief de minister, die werken op het Ministerie van Financiën hebben geen kennis van zaken. Alleen de VES heeft die.
Die houding kun je permitteren in het land der blinden waar éénoog koning is. Maar dat land is niet Suriname.
Van een beroepsorganisatie van een vakgebied zou je verwachten dat zij een diversiteit van meningen in het vakgebied vertegenwoordigen. Verschillende theoretische stromingen in het vakgebied zouden ruimte krijgen om hun visies te ontwikkelen en te presenteren. De VES kent maar één economische stroming: het neoliberalisme dat nauw verbonden is met rechtse politieke krachten. In Suriname is er ook geen enkele rem op de VES om zich neutraal op te stellen als beroepsvereniging. Ze associeert zich nadrukkelijk met de oppositie en zelfs met één specifieke politieke partij, de NPS, die in de DNA twee van de 51 zetels bezit. VES-voorlieden laten hun “economische” boodschap parallel lopen met de politieke boodschap van de NPS, waardoor het lijkt alsof ze deel zijn van het wetenschappelijk bureau van de NPS in plaats van deel van een onafhankelijke beroepsvereniging van economen.
Je vraagt je af waarom de samenleving de VES serieus moeten nemen als een beroepsorganisatie van onafhankelijke economen als ze zich steeds meer profileert als een rechtse politieke kracht in een samenleving die bezig is te dekoloniseren.
Sandew Hira