Het gaat mijn bevattingsvermogen absoluut te boven waarom de soevereine staat Suriname ten opzichte van de Franse republiek altijd zo een kruiperige houding demonstreert in alle aangelegenheden aangaande de oostelijke grens tussen beide voornoemde landen. Er wordt nu ernstig aan getwijfeld of we een Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben, dat onder andere tot taak heeft in voorkomende gevallen een duidelijke diplomatiek signaal te sturen richting Frankrijk. Vorig jaar hadden Franse militairen bezittingen van Surinamers op enkele Tabiki’s midden in de Marowijnerivier vernietigd. Suriname heeft nimmer hiertegen via de geëigende diplomatieke en politieke kanalen krachtig geprotesteerd.
Recentelijk verscheen zeer opzichtig in de media het nieuws dat de Fransen duidelijke plannen hebben om de natuurlijke waterwegen in het oosten van het land drastisch aan te passen. Wie deze ontwikkeling echter goed volgt, komt tot de conclusie dat de Franse autoriteiten een traject van drie jaar hebben uitgezet om de voorbereidingen te treffen en over te gaan tot implementatie van dit barbaars milieu-ingrijpen.
Reeds enige tijd zijn de Fransen doende om draagvlak te creëren bij de Surinaamse overheid en lokale gemeenschap. Met grote verontwaardiging vraagt men zich aan Surinaamse zijde af waarom de centrale overheid zich omtrent deze aangelegenheid zo heeft gehuld in geheimzinnigheid en niet in een eerder stadium aan de bel te hebben getrokken dat men hier niet mee eens is. Het is duidelijk dat Paramaribo doet alsof zijn neus bloedt in dezen om de financiële steun uit Parijs.
Enige projecten van het Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen in het district Marowijne worden met Franse fondsen gefinancierd. Deze middelen worden met handige foefjes geloosd naar andere delen van Suriname. Met de nodige creativiteit verdwijnt een niet onaanzienlijk deel hiervan naar onbekende bestemmingen. De prijs hiervoor moeten de gemeenschappen aan de linkeroever van de Marowijnerivier betalen, terwijl de voorzienigheid ervoor gezorgd heeft dat de milieuomstandigheden er zodanig zijn geschapen dat flora en fauna zich kunnen gedijen in een bepaalde geofysische situatie. De Fransen proberen met geweld een andere inrichting te geven aan de omstandigheden in de Marowijnerivier.
Kenners van het gebied hebben reeds aangeven dat drastische aanpassingen in de zestien genoemde sula’s oftewel stroomversnellingen in de Marowijnerivier zullen leiden tot een ongekende ontregeling van de natuurlijke waterhuishouding van de rivier. Een direct gevolg hiervan is het onderlopen van de dorpen en landbouwgebieden langs deze rivier. De dorpen zijn heel dicht bij de rivier gelegen en het is ook te zien wat een hoge waterstand tot gevolg kan hebben voor de lokale leefgemeenschappen. De Fransen moeten vanuit de overheid aan het verstand worden gebracht dat hun voornemens meer leed en verdriet teweeg zullen brengen dan de geschetste voordelen die ze hebben opgesomd. Bovendien valt het nog te betwijfelen of ze niet een andere agenda hebben dan wat ze nu prediken.
Ettire Patra