Met enige aarzeling doch vanwege de wenselijk geachte beëindiging van rechtsdwalingen en kleingeestigheid van de schrijvende vermeende rechtsgeleerden deel ik graag de volgende gedachten.
In hoofdzaak kunnen wij uitgaan van de volgende conclusies:
1. Het door Sergio Akiemboto schriftelijk gedane verzoek tot beëindiging van zijn lidmaatschap van De Nationale Assemblee is volkomen rechtsgeldig;
2. Het door hem vervolgens ingediende verzoek tot intrekking van zijn eerder gepleegde verzoek tot beëindiging van zijn DNA-lidmaatschap heeft rechtens geen rechtsgevolgen;
3. De door de president van Suriname uitgevaardigde brief van 21 januari 2021 is juridisch beschouwd onjuist, en geeft blijk van een misvatting c.q. beperkt inzicht ten aanzien van het geldend recht. Het Kabinet van de President, waarschijnlijk, onder leiding van de incompetente mevrouw Mellisa Santokhi-Saneecherry en de incompetente duizendpoot P.P.C. Bissessur (de Surinaamse Grondwet en overige organieke wetten kennen de functie “Juridisch Adviseur van de President” niet; bewijs van geldingsdrang van betreffend individu) hebben thans blijk gegeven van hun onbekwaamheid;
4. Jennifer van Dijk-Silos en Eugène Van der San, naast vele andere kleingeestige individuen, missen het inzicht vast te stellen dat ze geen verstand van zaken hebben.
5. Marinus Bee, in de hoedanigheid van wetgever: ook hij faalt zijn conclusie juist te hebben onderbouwd. Zijn conclusie is geldig maar hij mist het inzicht dat de beëindiging van het DNA-lidmaatschap van Akiemboto gegrond is op basis van een grondwettelijke bepaling (artikel 68 lid 1 sub b van de Grondwet) en niet op basis van een wettelijke bepaling.
Voorgaande gevolgtrekkingen kunnen als volgt worden onderbouwd:
1. Fundamenteel heeft te gelden dat de brief van Akiemboto van d.d. 5 januari 2021 (er is volledig in lijn met de geldende jurisprudentie sprake van een kennelijke verschrijving wat betreft de datering van de brief van Akiemboto; dat daarvan sprake is, is ook door de uitspraken en handelingen van Akiemboto genoegzaam epistemologisch vast komen te staan) waarin Akiemboto zijn ‘ontslag op eigen verzoek’, aldus de beëindiging van zijn DNA-lidmaatschap mededeelt, de daaraan klevende rechtsgevolg doet intreden. Immers, de feiten en omstandigheden indiceren dat er sprake is van een wilsbesluit van Akiemboto. En de Grondwet voorziet in een dergelijke rechtsgrondslag. Juridisch technisch beschouwd en intersubjectief controleerbaar voor eenieder is vast komen te staan dat de thans kenbare feiten kwalificeren tot het zijn van rechtsfeiten en dat deze rechtsfeiten verworden tot feiten die een rechtsgrondslag vinden in het eerder aangehaalde grondwetsartikel;
2. In de jurisprudentie is als uitgangspunt de zogenaamde ontvangsttheorie leidend. Dat betekent dat een ‘verzoekschrift’ (“ontslag op eigen verzoek”) in ieder geval als datum van indiening zal dragen de op de overheidsadministratie (Kabinet van de President) vast te stellen datum van ontvangst. Dat Akiemboto als datum “5 januari 2020” heeft vermeld terwijl hij in zijn bewustzijn “5 januari 2021” zal hebben gehad, moet als een schrijffout worden gekwalificeerd, een aldus kennelijke verschrijving waar de ontvanger (de president van Suriname weet dan wel behoort te weten dat daarvan sprake is), een door velen veel gemaakte fout in de maand januari;
3. Partijen behoren te weten dat Akiemboto in overeenstemming met artikel 141 juncto artikel 137 van de Grondwet en in nauwe samenhang met artikel 68 van de Grondwet zijn de beëindiging van zijn DNA-Lidmaatschap welbewust heeft veroorzaakt;
4. Dat de brief op 5 januari 2021 of kort daarna aan de president ter kennisgeving is gebracht, is de aanvullende voorwaarde voor het rechtsgeldig tot stand komen van het ontslag op eigen verzoek met ingang van 5 januari 2021. Op grond van artikel 141 lid 2 van de Grondwet zal de president gehouden zijn de brief ter kennisgeving aan De Nationale Assemblee aan te bieden;
5. Partijen moeten het besef hebben dat de beëindiging van het DNA-lidmaatschap van Akiemboto van rechtswege intreedt omdat zulks expliciet volgt uit de van toepassing zijnde rechtsgrondslagen. De Grondwet heeft bepaald dat de beëindiging van het DNA-lidmaatschap intreedt op basis van een zogenaamde “eenzijdige rechtshandeling” in casu het indienen van een ontslagbrief door een lid van De Nationale Assemblee. Niet grondwettelijk noch wettelijk is vereist dat de president of De Nationale Assemblee na ontvangst van een ontslagbrief vervolgens een instemmingsbesluit moeten uitvaardigen;
6. Alle handelende actoren geven blijk van een misvatting van het geldende recht. Er is sprake van een kennelijke verschrijving ten aanzien van de datum van het intreden van het door belanghebbende voorgenomen ontslag en voorts falen zij het besef te hebben dat de president noch De Nationale Assemblee een bevoegdheid toekomen de ontslagbrief te negeren en daardoor de grondwettelijk voorziene intredende rechtsgevolgen negeren;
7. De president noch de Nationale Assemblee missen een grondwettelijke dan wel wettelijke basis tot miskenning van de rechtens voorziene rechtsgevolgen;
8. De president en De Nationale Assemblee zijn vertegenwoordigende staatsorganen van de Republiek Suriname. Ze missen dan ook enige rechtsgrondslag waaraan de bevoegdheid is verbonden tot het beslissen dat aan een “ontslag op eigen verzoek” geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Echter, in een uitzonderlijk geval kan die bevoegdheid zich worden toegemeten indien bewijsbaar vaststaat dat Akiemboto onder dwang zijn ontslagbrief zou hebben geschreven en ter kennisgeving bij de president zou zijn beland;
9. Uit al hetgeen in het voorgaande is gesteld en is overwogen volgt dat aan de ‘intrekkingsbrief’ van Akiemboto geen rechtsgevolgen kleven. Immers, de Grondwet bevat geen rechtsgrondslag waarop hij zijn intrekkingsbrief zou kunnen gronden;
10. Uit het voorafgaande volgt dat de stelling van de president dat aan de ontslagbrief en aan de intrekkingsbrief geen rechtsgevolgen kleven juridisch beschouwd onjuist en aldus onhoudbaar zijn en feitelijk blijk geeft van een onjuiste opvatting van het geldende recht. Simpel gesteld: de betrokkenen hebben geen verstand van het geldende recht.
Op grond van al hetgeen in het bovenstaande is gesteld volgt dat de eerder getrokken conclusies onweerlegbaar vaststaan. Het is triest dat de uitvoerende en de wetgevende macht blijk hebben gegeven van zeer gebrekkige kennis van het geldende recht. Tja, wat betreft de andere actoren: ze moeten maar eens opnieuw in de schoolbanken plaatsnemen. Helaas, het rondwarende coronavirus vormt een belemmerende factor.
Ook mag de conclusie worden getrokken (aldus een syllogistische argumentatie ten grondslag leggende), dat de huidige regering en De Nationale Assemblee Suriname niet zullen redden.
Anand Biharie