Naar aanleiding van het op Suriname Herald verschenen bericht onder de kop: “Unesco-kritiek op bouw vergaderzaal DNA verontwaardigt minister Nurmohamed”, vraagt je heel terecht af of deze minister wel begrijpt wat hij zegt en of hij werkelijk weet waarover hij praat. Zo beweert hij dat Unesco kritiek zou hebben geleverd op de bouw van de nieuwe vergaderzaal van De Nationale Assemblee (DNA), maar dat is een volkomen verkeerde interpretatie van de feiten.
Unesco en haar plaatselijke vertakkingen, waaronder de International Council on Monuments and Sites (ICOMOS), hebben de taak om ervoor te zorgen dat de regels en procedures, zoals vastgesteld op de internationale conventie waaraan alle landen die zijn aangesloten bij het World Heritage Centre (WHC) zich moeten houden, strikt worden nageleefd.
De naleving van deze procedurele regels en de daaraan verbonden vereisten bepalen of bepaalde erfgoedsites op de Werelderfgoedlijst mogen worden opgenomen. Jaarlijks worden daarover rapportages uitgebracht. Dit is dus iets heel anders dan het leveren van ongefundeerde kritiek, waarover de minister blijkbaar spreekt.
Zijn uitspraak: “Het beleid wordt vanuit Suriname bepaald en niet vanuit het buitenland,” is dan ook erg misplaatst en geeft duidelijk aan hoe weinig hij weet over de geldende procedurele regels. Bij volharding in deze verkeerde veronderstellingen kunnen er ernstige consequenties zijn voor ons land.
Zijn opmerkingen over hoe de VN-organisatie voor cultuur en onderwijs niet kan dicteren hoe we onze binnenstad inrichten en beschermen, snijden omwille van de door Suriname aanvaarde Unesco-procedures eveneens geen hout.
Opmerkelijk is de uitspraak van Nurmohamed dat personen eerlijk moeten handelen. “Men moet niet alleen praten wanneer men er belang bij heeft,” zegt hij. Het is belangrijk dat hij transparantie biedt over naar wie of welke personen hij hiermee verwijst, zeker gezien de zaken die aan het licht zijn gekomen over de dubieuze selectie van de aannemer voor het project, de bedenkelijke aanbestedingsprocedure en de gunning waar overduidelijk veel mis mee is. De indruk ontstaat dat er inderdaad belangen meespelen, hoewel dit niets te maken heeft met het schenden van Unesco-richtlijnen.
Wat echter het meest verbazingwekkend is, is zijn verklaring dat de rechtsstaat door deze kwestie in gevaar zou zijn gekomen. Hij zegt dat hij dit zowel persoonlijk, als minister, en vooral als lid van zijn politieke partij niet zal toelaten. Vooral op dit punt is het van groot belang dat de minister de samenleving zo snel mogelijk uitgebreid informeert over wat het grote gevaar is dat ons te wachten staat. “Het wankelen van onze rechtsstaat” is immers een nationale zorg en vereist opheldering.
Ir. Dharmvir K. Mungra
Voorzitter DNL