Wel beste mensen, met geleend geld, geld sparen en import en algemene reserves opbouwen, analyses maken, stoere verhaaltjes vertellen en neerpennen is geen kunst. Want je leent hier, en je spaart dat geleende weer daar. In Suriname zou op Plantage Centrale Bank van Suriname dit in vaktermen moeten klinken als: pur’ bruku, wer’ bruku.
De heren van de Centrale Bank van Suriname lijken nu na lange tijd weer tandjes te groeien. Men doet voorkomen alsof de Centrale Bank van Suriname, de bron van alle monetaire ellende in het verleden en ook zeker nu, alle problemen met Suriname heeft opgelost. De Centrale Bank van Suriname heeft grootse praatjes. Suriname is het land waar niemand meer praat over tientallen miljoenen. Van groot tot klein praat men in Suriname alleen over miljarden. Zelfs de inwoners van Dubai en Saoedi-Arabië buigen hun hoofd bij dergelijke teksten.
Ik verwijs naar het artikel op Starnieuws geschreven door heer Dorinnie. Een waardevolle uiteenzetting waar wat nodig additioneel besef op z’n plaats is.
De vraag is vooral waarom dezelfde heren, de heer Dorinnie en zijn groep van mededirecteuren als zeer deskundigen, hun tanden niet in het wanbeleid van Gillmore Hoefdraad zetten toen ze dat konden. Waarom staan vooral deze kundige white collar chaps bij de Centrale Bank van Suriname, er altijd bij en kijken toe wanneer de Centrale Bank van Suriname wordt misbruikt en de monetaire verloedering van het land wordt gepland en uitgevoerd? Waarom hebben ze nooit iets preventiefs in hun mars? Waarom schreven ze niet toen hoe Hoefdraad hen en het land bedonderde? Of heeft Hoefdraad niemand, land en volk, niets misdaan?
Waar is Hoefdraad, nu de zaak door Interpol uit het raam is geflikkerd in de prullenbak, ook hiervan nooit meer iets gehoord. Binnen Plantage Suriname, heb je een kleinere plantage, de Plantage Centrale Bank van Suriname, waar de cultuur hetzelfde is als op Plantage Suriname, houdt je kop omlaag, kijk de baas nooit in de ogen aan, praat altijd mee met de groep in vergaderingen, en durf niets anders dan pro-regering te verkondigen. Zo weten we het weer.
Ok, dan terug naar de kritische noten op het verhaal van Dorinnie.
Het is gemakkelijk te vervallen in zelfgenoegzaamheid wanneer we naar macro-economische cijfers kijken die een positieve draai lijken te geven aan de realiteit. Het recente artikel dat de economische verbeteringen van Suriname in 2023 bejubelde, laat ons met een opgewekt gevoel achter, maar verliest de menselijke factor uit het oog. De lofzang over het “wegwerken van grote macro-economische onevenwichtigheden” en “langzaam op een pad van duurzaam herstel terechtkomen” klinkt als muziek in de oren, maar is dat echt de melodie die de Surinamers ervaren?
Allereerst moet men toegeven dat cijfers zoals een bruto binnenlands product (bbp) groei van 2,1 procent – 2,5 procent positief lijken, maar ze verhullen de bittere realiteit van een volk dat “grote offers” heeft moeten brengen, waarvan de impact wellicht nog jaren, zo niet generaties, zal doorwerken. Het economische herstel is inderdaad welkom; niemand zal dat betwisten. Maar zich richten op een bbp-groei zonder rekening te houden met de distributie van deze groei, maar wie er daadwerkelijk profiteert van de economische vooruitgang, is een overgesimplifieerde weergave van de werkelijkheid.
Bovendien, degenen die de lof van een “gestabiliseerde wisselkoers” zingen en de “moeizame schuldherstructurering” prijzen, moeten zichzelf afvragen tegen welke prijs deze successen zijn bereikt. Is het fair om het bedrijfsleven onder druk te zetten door te stellen dat zij “nu iets tastbaars en zichtbaars van zich moeten laten merken” zonder rekening te houden met de mogelijk nog steeds belemmerende bureaucratie en potentiële beleidsonduidelijkheden die groei hinderen?
Het verhaal van “noeste arbeid leidt tot hogere welvaart” spreekt tot de verbeelding, maar het is niet voldoende om te hopen op de inspanningen van bevolking en bedrijfsleven zonder dat er een structuur is die hen ondersteunt. Men kan niet simpelweg de vinger van de pols halen als het gaat om overheidsingrepen en -regulering, vooral niet als deze bijdragen aan het fundament waarop de privésector moet bouwen.
Ernstiger is nog dat zulke artikelen geneigd zijn een sfeer te creëren waarin ‘klagen’ over de economische situatie wordt gezien als luiheid of een gebrek aan wil om bij te dragen. Dit doet de daadwerkelijke economische, sociale en emotionele noden van Surinamers af als irrelevant en plaatst onevenredige verantwoordelijkheid op hun schouders voor omstandigheden die vaak buiten hun directe invloedssfeer liggen.
De werkelijkheid van de dagelijkse Surinamer, die worstelt met inflatie die nog steeds “onder de 34 procent” ligt – hoe dan ook een verpletterend hoge last – wordt niet voldoende erkend. Bovendien gaat er weinig aandacht naar de kwaliteit van de overheidsdiensten die direct het dagelijks leven van de burger beïnvloeden. Het heeft weinig zin om te spreken van macro-economische stabiliteit als ziekenhuizen kampen met tekorten, scholen ondergefinancierd zijn en basisdiensten onvoldoende zijn.
Het moet ook duidelijk zijn dat hoewel de exportsector geacht wordt “verhoogde toevoer van deviezen” te bewerkstelligen, dit niet enkel op de schouders van het bedrijfsleven kan worden gelegd. Een overheid die transparantie biedt, eerlijke en duidelijke regels vaststelt, en duurzame praktijken ondersteunt, is ook cruciaal voor succes op dit gebied. Het bedrijfsleven heeft een florerende economie nodig om te groeien, maar dit kan alleen als het beleid coherent, consequent en gunstig is voor die groei.
Als wij Suriname’s pad naar economisch herstel serieus nemen, moeten we de realiteit erkennen dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Hoop is een prachtige houding, maar moet gepaard gaan met actieve, weloverwogen en inclusieve beleidsvoering die alle burgers ondersteunt en een gelijk speelveld creëert voor zowel het bedrijfsleven als de mensen die zij in dienst nemen. We moeten voorzichtig zijn met het vieren van ‘overwinningen’ die op papier staan, terwijl vele Surinamers nog wachten om de vruchten van deze vooruitgang daadwerkelijk te proeven.
Trouwens; wanneer gaat dit team van de Centrale Bank plantage bewoners met pensioen? Het is tijd dat we een team van mondige en vooral kritische Centrale Bankiers krijgen die de cultuur van Plantage Centrale Bank drastisch veranderen. We shall see of zoals een Morello liefhebber vaak zei; Time will tell!
President Santokhi, meneer Dorinnie en Stanley, nogmaals; allerlei reserves opbouwen met geleend geld, en daarover pochen, is geen kunst.
Aldus mijn kritische kijk op Plantage Centrale Bank van Suriname.
Dr. Ashwin Ramcharan RO