Naarmate de verkiezingen naderen, lijken de uitspraken van sommige beleidsmakers steeds absurder te worden. Een pijnlijk voorbeeld daarvan is de recente verklaring van de minister van Financiën, die stelde dat ouderen als eersten in aanmerking zouden moeten komen voor de US$ 750 ‘royalty’, omdat zij waarschijnlijk eerder zullen sterven: “Wat heb ik eraan, ik ben er over 10 jaar niet meer.” Deze uitspraak is niet alleen misleidend, misplaatst en ongegrond, maar ook moreel verwerpelijk en gevaarlijk als basis voor beleid.
ADVERTENTIE |
De redenering dat steun moet worden toegekend op basis van de vermoedelijke resterende levensduur van mensen, reduceert burgers tot statistieken. In plaats van te kijken naar concrete noden en sociaal-economische achterstanden, maakt de minister van sterftekans een beleidsinstrument. Dat is op z’n zachtst gezegd belachelijk. Het is een hellend vlak dat geen plaats hoort te hebben in een rechtvaardige en menswaardige samenleving.
De realiteit is bovendien veel complexer. In Suriname is jeugdsterfte een hard feit. Jongeren overlijden aan verkeersongevallen, geweld, zelfmoord, gebrekkige medische zorg, enzovoort. Jong zijn betekent allang niet meer automatisch een lang leven. Het is dan ook onzinnig om op basis van leeftijd te bepalen wie eerder recht heeft op de royalty.
Wie zijn gezond verstand gebruikt, weet dat er duizenden Surinamers onder de 60 jaar zijn die kampen met ernstige gezondheidsproblemen: mensen met een beperking, chronisch zieken, nierdialysepatiënten en anderen met een medische verwachting dat ze nog minder dan tien jaar zullen leven. Die mensen uitsluiten of achterstellen in een regeling, puur omdat ze “nog geen oudere” zijn, is niet alleen oneerlijk, het is ronduit onmenselijk. Beleid moet gestoeld zijn op behoefte, niet op vermoedens over wie het eerst zal overlijden.
In een tijd waarin veel burgers, jong en oud, worstelen met armoede, werkloosheid en gebrekkige zorg, is het de taak van de overheid om inclusief op te treden. Niet om groepen tegen elkaar uit te spelen op basis van wie het ‘waard’ zou zijn om nu geholpen te worden. De uitspraak van de minister vraagt daarom niet alleen om correctie, maar om publieke verontwaardiging. Dat overheidssteun nodig is, staat buiten kijf. Maar het criterium moet eerlijk, transparant en humaan zijn. Geen verdeel-en-heerspolitiek, en helemaal geen sterftewedstrijden.
Laat de naderende verkiezingen geen vrijbrief zijn voor het verlies van ons moreel kompas. Suriname verdient beter.
Kenrich Cairo
Cultureel ondernemer & opiniemaker