De discussie rond het besluit van de president om de Chief of Staff (COS), Sergio Akiemboto, tekeningsbevoegdheid te geven bij personele missives heeft veel stof doen opwaaien. Het debat spitst zich toe op de vraag of hiermee bevoegdheden van de president zijn overgedragen. Om dat goed te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk de kernbegrippen attributie, delegatie en mandaat helder uiteen te zetten en hun onderlinge relatie te duiden.
Attributie, delegatie en mandaat
Attributie is de oorspronkelijke toekenning van een bestuursbevoegdheid door de wetgever. De president ontleent zijn bevoegdheden rechtstreeks aan de Grondwet en aan organieke wetten.
Delegatie is de overdracht van een bevoegdheid van het ene bestuursorgaan naar het andere, inclusief de verantwoordelijkheid voor de uitoefening daarvan. Omdat de bevoegdheid zelf verschuift, kan delegatie uitsluitend plaatsvinden op basis van een wettelijke grondslag.
Mandaat daarentegen is geen overdracht, maar een administratieve constructie waarbij een ondergeschikte of medewerker namens een bestuursorgaan handelt. De bevoegdheid en verantwoordelijkheid blijven volledig bij het bestuursorgaan zelf. De mandataris handelt enkel “in naam van” de mandans.
In dit licht moet ook de functie van een missive begrepen worden. Een missive is geen besluitvormingsdocument en schept geen nieuwe bevoegdheden. Het is een formeel informatiedocument, waarin een door een bevoegd orgaan reeds genomen beslissing wordt meegedeeld (een missive is de facto een gewichtige benaming voor een begeleidend schrijven of brief). De tekeningsbevoegdheid van de COS betreft dus het doorgeleiden van besluiten, niet het nemen ervan.
Ordening en de Beschikking Aanwijzing Regelgevingstechniek
De Beschikking Aanwijzing Regelgevingstechniek (SB 1992 no. 75) schrijft in paragraaf 4.2, aanwijzing 97, voor dat het toekennen of ontnemen van bevoegdheden aan functionarissen in het publieke domein zoveel mogelijk via dezelfde weg dient te geschieden. Dit principe geldt voor echte bevoegdheden (delegatie of attributie). Bij mandaat is daarvan geen sprake: de bevoegdheid blijft bij de president en kan hem niet worden ontnomen of overgenomen.
Toch is het begrijpelijk dat de president ervoor heeft gekozen het mandaat in een presidentieel besluit vast te leggen. Dat is niet juridisch vereist — mandaat kan vormvrij worden verleend — maar het dient de rechtszekerheid, transparantie en administratieve ordening. Als het mandaat eenmaal via presidentieel besluit is bekrachtigd, is het ook uit oogpunt van consistentie logisch om een intrekking eveneens langs die weg te laten verlopen.
Aanvullende beschouwing
Het is belangrijk te benadrukken dat de toekenning van tekeningsbevoegdheid aan de Chief of Staff in juridische zin niet per presidentieel besluit had hoeven plaatsvinden. Aangezien er slechts sprake is van mandatering, had de president dit ook vormvrij kunnen regelen. Niettemin is het begrijpelijk dat er voor de weg van een presidentieel besluit is gekozen. Dit sluit aan bij de beginselen van rechtszekerheid en transparantie: door de mandaatverlening formeel vast te leggen, wordt elke vorm van twijfel of onduidelijkheid bij betrokken actoren voorkomen. Het besluit is daarmee geen noodzakelijke, maar wel een voor de hand liggende en verantwoordbare keuze.
Conclusie
Het is dus onjuist te stellen dat de Chief of Staff bevoegdheden van de president heeft overgenomen. Er is geen sprake van overdracht (delegatie), maar van mandaatverlening die puur dient om de administratieve processen binnen het Kabinet van de President te stroomlijnen. De president blijft volledig bevoegd en verantwoordelijk. De discussie zou zich dan ook niet moeten fixeren op het al dan niet overdragen van bevoegdheden, maar op de kern: een poging tot ordening en efficiëntie in de afhandeling van personele missives.
Drs. Raoûl U. Hellings B.Pol