Ik herinner me woensdag 29 augustus 2018, toen met 28 stemmen vóór en 9 tegen in De Nationale Assemblée de ontwerpwet werd goedgekeurd die regels vaststelt voor de heffing van een rij- en voertuigenbelasting. Op het eerste gezicht presenteerde deze wet zich, afgaand op haar benaming, als een instrument met als ultiem doel het genereren van inkomsten voor de Staat Suriname, zodat zij haar verplichting kon nakomen om te zorgen voor begaanbare wegen.
Helaas deed de wet, door de incorporatie van artikel 14, slechts 10 procent eer aan haar naam. Hoewel de Surinaamse overheid beleidsvrijheid geniet, is het begrijpelijk dat deze wet een stortvloed aan weerstand en protesten ontketende. Activisten, vakbonden, het maatschappelijk middenveld en diverse belangengroepen uitten hun ongenoegen. De situatie bereikte zelfs een piekpunt waarbij de kortgedingrechter moest tussenkomen.
Een heffing waarvan slechts 10 procent daadwerkelijk wordt besteed aan het beoogde doel, toont aan dat de ontwerpers van deze wet hun prioriteiten elders hadden liggen. De budgettaire focus leek eerder gericht op de resterende 90 procent, die diende ter ondersteuning van andere instrumentele functies.
In de nadagen van de zittingsperiode van president Chan is het voor iedereen zichtbaar hoe deplorabel de staat van ons wegennet is. Vijf jaar lang kregen we te horen: “Er zijn geen middelen.” De eerlijke vraag die we onszelf moeten stellen is: kun je kwaliteit verwachten als je daar niet voor betaalt? En: moet de minister van Openbare Werken uitsluitend afhankelijk zijn van het begrotingsbudget, of is het tijd om de verdiencapaciteit van het ministerie daadwerkelijk te vergroten?
Een treffend voorbeeld is de 5e Rijweg richting Uitkijk en Creola. Zware trucks afkomstig van zandputten, containervervoer en houttransport rijden de wegen letterlijk kapot. Het is dan billijk en redelijk dat zij bijdragen aan het herstel van wat zij beschadigen.
Een herziene wet, waarbij minimaal 60 procent van de opbrengsten wordt besteed aan het oorspronkelijke doel, is acceptabel en verteerbaar. Dit zou slagvaardig onderhoud op landelijke schaal mogelijk maken en garanderen dat er altijd middelen beschikbaar zijn voor het ministerie. Dan is er geen ruimte meer voor het excuus: “Er zijn geen middelen.”
Als je jaarlijks duizenden Surinaamse dollars uitgeeft aan voertuigreparaties vanwege slecht onderhouden wegen, kun je net zo goed bijdragen via een eerlijke rij- en voertuigenbelasting. Zo worden de wegen onderhouden en gaat je onderstel langer mee.
Het is bovendien tijd om serieus te kijken naar de invoering van een digitaal tolsysteem bij bruggen. Dit zou bijdragen aan het onderhoud van onze bruggen en infrastructuur, in lijn met het profijtbeginsel: wie gebruikmaakt, draagt bij.
Slotbeschouwing
De rij- en voertuigenbelastingwet van 2018 was een gemiste kans om transparantie, doelmatigheid en vertrouwen in het overheidsbeleid te versterken. Een herziening is niet alleen wenselijk, maar noodzakelijk. Als burgers bereid zijn te betalen, dan moet de overheid garanderen dat die middelen daadwerkelijk ten goede komen aan de infrastructuur. Alleen dan kunnen we samen bouwen aan een Suriname waarin wegen niet alleen begaanbaar zijn, maar ook symbool staan voor eerlijke en effectieve beleidsvoering.
Rashly Resida
https://www.srherald.com/suriname/2019/04/02/vonnis-in-zaak-rij-en-voertuigenbelasting/