Er is een bekende Surinaamse uitdrukking, die luidt: “Leri no e pur’ don’. Dit houdt zoveel in als dat iemand over veel kennis mag beschikken of zoveel gestudeerd mag hebben, maar dat dit de persoon nog niet tot de slimste maakt. Dit is wat wij de afgelopen periode opnieuw mogen hebben ervaren wanneer het gaat om functionarissen binnen de regering.
Wij konden de titel van dit stuk ook best “De onkunde van de kunde” genoemd hebben, omdat het in dit geval gaat om mannen die bekendstaan om hun kundigheid, ervaring en kennis van zaken, maar toch laten zien dat die hen vaker in de steek laten, waardoor onkunde de overhand neemt, welke gepaard gaat met klungelig handelen en ondoordachte uitspraken.
Neem nou minister Riad Nurmohamed van Openbare Werken, die zich met uitspraken als “het volk straffen voor het maken van de verkeerde keuzes” en daarom de lozen en trenzen niet ophalen. Vervolgens brabbelde hij een warrige mening inzake de acties van afnemers van de vuilophaaldienst, namelijk dat het vuil dat zal blijven staan niet aan rot of wormen onderhevig zou zijn, daar kip duur is en de mensen dus geen organisch materiaal in de vuilniszakken te zetten hebben.
Zijn collega van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur meende voordat hij minister werd zich niet diplomatisch uit te laten met de mening dat vooral Hindostanen voor ontwikkeling in Suriname kunnen zorgen. Vervolgens is er dan minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS), die vaker een scheve schaats heeft gereden wanneer het om het buitenlands beleid gaat.
Minister Nurmohamed is wetenschapper en wasvoor zijn ministerschap docent aan de universiteit. Ori is hoogleraar en onderwijskundige, terwijl Ramdin een brede oriëntatie heeft vanwege onder meer zijn functie bij de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Maar het zijn juist deze drie mannen die in de spil zitten van de soap rond de bouw van de DNA-vergaderzaal. Alle drie lijken zij de bal naar elkaar toe te spelen, maar tegelijkertijd de kop in het zand te steken.
Nurmohamed bediende zich van de uitspraak dat het beleid vanuit Suriname wordt bepaald, en niet andersom. De bewindsman doelde hiermee op de Unesco wiens regelgevingen ook voor Suriname gelden wanneer het gaat om het behoud van de historische binnenstad van Paramaribo. Vervolgens meldde Ori via de Communicatiedienst Suriname dat de bouw van de vergaderruimte per onmiddellijk is stopgezet, om daarna wederom de bal naar Nurmohamed toe te spelen toen de oppositie bewijs aanleverde dat de bouwwerkzaamheden nog altijd strak doorgaan. Het zou heten dat er een technisch probleem gaat speelt bij het meteen stopzetten van het werk.
Terwijl de twee bewindslieden het besluit van de regering om de vergaderzaal toch naar eigen inzichten op te zetten, op allerlei manier proberen te verdedigen, kijkt Ramdin de andere kant op. De minister die er prat op gaat dat de bilaterale relaties met landen en internationale organisaties hersteld zijn sedert het aantreden van de huidige regering, heeft tot op heden nimmer de uitspraken van Nurmohamed veroordeeld.
Vraagt Ramdin zich dan niet af of de Unesco zich met deze toon vanuit Suriname gedesavoueerd voelt? Of is de Unesco toch werkelijk een internationale VN-organisatie die zich met haar eigen zaken moet bezighouden? Hoe wil Ramdin Suriname verder verkopen aan andere organisaties die – in positieve zin – wel varen op het kompas van de Unesco? De bewindsman heeft maandag op een persconferentie toegegeven dat zijn ministerie ook last van de bouwwerkzaamheden ondervindt en geen parkeerruimte meer heeft. Dit verbaast wel, en roept vragen op over hoe de communicatie onderling is verlopen.
Het geeft in elk geval duidelijk aan dat men zich bij het nemen van het besluit eerder door onkunde dan kunde heeft laten leiden, en dacht een verworvenheid neer te zetten ongeacht het negatief advies dat er vanuit deskundige organisaties is gekomen. Als alle feiten deze situatie nog niet tot een soap hadden gemaakt, dan is het dat nu wel met het welles-nietes rond het stopzetten van de werkzaamheden.