Olie en gas lijken tegenwoordig de stopwoorden van de huidige regering te zijn. Er gaat geen moment voorbij of president Chan Santokhi en delen van zijn regeerteam nemen de woorden ‘olie’ en ‘gas’ te pas en te onpas in de mond om de samenleving zogenaamd voor te bereiden op een rooskleurige toekomst waarin zij naar hun verwachtingen de scepter zullen zwaaien. Landbouwers, leerkrachten, verpleegkundigen, buschauffeurs, ambtenaren, marktventers en de schoolgaande jeugd van het lager tot hoger onderwijs worden bij elke toevallige activiteit of ontmoeting van of met het kabinet lamgeslagen met ‘olie’, ‘gas’ en ‘local content’. Iedereen zal een bijdrage moeten leveren opdat deze industrie haar vruchten afwerpt voor Suriname.
Het lijkt erop dat men zich al koning te rijk rekent met de verwachte inkomsten, terwijl er van een Final Investment Decision nog geen sprake is. Wie het maar horen wil, moet weten dat Suriname op het punt staat een olieproducerend land van formaat te worden, zodanig zelfs dat andere sectoren niet meer nodig zullen zijn. Zo lijkt men het te presenteren.
Het meest recente voorbeeld was zaterdag 10 augustus toen president Santokhi geslaagden van het voortgezet onderwijs op seniorenniveau (vos) toesprak in de Congreshal. Het staatshoofd haalde daarbij weer zijn stopwoorden van stal. “Het staatshoofd stond hierbij stil bij de ontwikkelingen op het gebied van olie en gas en benadrukte dat er voor deze industrie veel deskundigen nodig zijn. In heel Suriname zullen we hoogopgeleiden nodig hebben,” zo schreef de Communicatiedienst Suriname (CDS).
Het was niet de eerste keer dat president Santokhi zijn gehoor, bestaande uit jongeren, het olie- en gasverhaal voorhield. Terwijl veel jongeren een andere carrière voor ogen hebben, maar ook zien hoe sectoren waarin ze zouden willen excelleren aan de rand van de afgrond staan, krijgen zij steeds een sector voorgeschoteld waar zelfs het onderwijs nog niet helemaal op is afgestemd. Om nog maar te zwijgen over de brain drain waarmee deze sector te kampen heeft.
Zou het staatshoofd de jongeren dan niet moeten aanmoedigen tot een carrière op dit gebied? Hoe staat het met de inspanningen van de centrale overheid om het aanhoudende vertrek van hoger onderwijspersoneel een halt toe te roepen? Is deze groep niet nodig om de basis te leggen voor gekwalificeerde krachten in de olie- en gasindustrie? Ontgaat het de regering dat er veel meer is dan olie en gas? Bijvoorbeeld de gezondheidszorg, landbouw, horeca, confectie, kunst, muziek of zelfs sport? Soms wil men een familietraditie voortzetten; net als moeder en vader in dezelfde sector stappen.
Echter, vooral in het onderwijs ontbreken de randvoorwaarden of voldoet het systeem gewoon niet. Het is dan ook begrijpelijk dat jongeren na de mulo of het middelbaar onderwijs voor het buitenland kiezen. Suriname mag dan wel een opkomende olie- en gasindustrie hebben, maar dat is niet waar iedereen interesse in heeft. Immers, net zoveel als deze sector wordt aangeprezen, net zoveel wordt ook aangegeven dat deze hulpbronnen ooit ook opraken.
En hoewel dit niet zo snel zal gebeuren, spelen onzekerheid over de bereidwilligheid van oliemaatschappijen om te blijven investeren en vooral prudent beleid van regeringen een grote rol in de keuze voor werken in deze sector. Het is dus meer dan noodzakelijk om de voortvarendheid die aan de dag wordt gelegd voor de olie- en gasindustrie, ook te laten zien bij de aanpak van andere sectoren, die momenteel op sterven na dood zijn.
De rijstsector is daarvan het meest voor de hand liggende voorbeeld, waar boeren de afgelopen periode tot het uiterste moesten gaan om beloofde ondersteuning van de president af te dwingen, zodat de rijstsector niet haar laatste adem uitblaast. Terwijl in veel sectoren het water de werkers tot aan de lippen staat vanwege afgeschafte subsidies, wist de regering wel SRD 60 miljoen opzij te zetten voor de rijstboeren en dat na protest met SRD 10 miljoen op te toppen. Dit is waarlijk een ad-hocmaatregel die neigt naar selectief handelen, en daarvoor heeft Santokhi ook de rekening van de samenleving gepresenteerd gekregen, omdat het staatshoofd zich wel naar het bordes van het kabinet begaf om de protesterende boeren toe te spreken, maar dit nimmer heeft gedaan toen andere groepen zich naar dezelfde locatie begaven om Santokhi te spreken te krijgen.
Eind mei liet het staatshoofd zich bij de viering van de onafhankelijkheid van Guyana ontvallen dat Suriname en het buurland de grootste olie- en gasproducenten ter wereld zullen worden. Tenminste, als we Santokhi moeten geloven, was dat hetgeen veel leiders in de wereld aan hem voorhouden.
Behalve dat president Santokhi opvallend veel moeite doet om er nu al bij te horen, heeft hij in eigen land nog steeds heel veel huiswerk te doen. Allereerst zal hij nog altijd zijn belofte om de 150 investeerders die vóór de verkiezingen voor Suriname klaarstonden, moeten inlossen. Het helpt ook niet dat het kabinet in elke berichtgeving over een buitenlandse reis van het staatshoofd vermeldt dat “de president ook gesprekken zal voeren met bedrijven die bereid zijn in Suriname te investeren”, want wat na terugkomst steeds ontbreekt, is een verslag van wat de gesprekken hebben opgeleverd.
Santokhi is deze week naar de Dominicaanse Republiek vertrokken om aanwezig te zijn bij de inauguratie van zijn Dominicaanse ambtgenoot. Hopelijk zullen de gesprekken met geïnteresseerde bedrijven deze keer wel wat opleveren, zodat het staatshoofd terug in eigen land eindelijk wat anders heeft om jongeren te interesseren dan het stopwoord “olie en gas”.