Pas als op nationaal niveau consensus is bereikt, zou de regering ertoe over moeten gaan om het economische handelsverdrag, de Economic Partnership Agreements (EPA) al dan niet te ratificeren. Het handelsverdrag tussen Cariforum (Caricom en de Dominicaanse Republiek) en de Europese Unie (EU) dat in 2008 door Suriname is getekend, zou in de komende maanden eerst aan een extensieve bestudering onderworpen moeten worden op diverse fronten door alle belanghebbende partijen in Suriname. Hierdoor kan een goed beeld verkregen worden van de voor- en nadelen van het verdrag voor ons land en kan de juiste beslissing betreffende de ratificatie genomen worden.
Deze mening deelden meerdere groepen tijdens een informatie- en discussieavond aangaande het handelsverdrag EPA gisteren, in de vergaderzaal van het Ministerie van Handel, Industrie en Toerisme (HI en T). Het voorstel voor de nationale discussie kwam uit de hoek van de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB), die hieromtrent een brief naar de minister van HI en T, Ferdinand Welzijn, heeft gestuurd waarop door de bewindsman al positief is gereageerd. Hij is bereid om over de problemen te praten, zodat een plan van aanpak kan worden uitgezet.
Het initiatief om de EPA te bespreken, werd genomen door de Federatie van Surinaamse Agrariërs (FSA) die hiermee een aanzet wenste te geven tot een bredere discussievoering. Naast de agrariërs waren onder anderen aanwezig vertegenwoordigers van diverse bedrijfslevenorganisaties, individuele ondernemers, economen en juristen. De beslissing om het EPA-verdrag wel of niet te ratificeren moet vóór oktober 2018 genomen zijn, omdat dan de door het verdrag vereiste tariefsvermindering op onder andere douaneheffingen vanuit de zijde van de Cariforum-landen naar een kritiek punt toe zal zijn gedaald. Het verdrag eist de uiteindelijke afschaffing van de douanerechten op goederen uit de EU.
De jurist Joyce Naar, gespecialiseerd in internationale handelsverdragen die tevens adviseur is van De Nationale Assemblee (DNA), gaf een korte uiteenzetting over de inhoud van de EPA, waarna een opsomming van de vele nadelen die het verdrag voor Suriname met zich meebrengt volgde.
Als grootste nadeel noemde zij de verminderde inkomsten voor Suriname door het wegvallen van de douaneheffingen op de EU-importgoederen enerzijds en het vereiste van de afschaffing van uitvoerrechten op bepaalde exportproducten vanuit Suriname zoals rondhout. Ze gaf aan dat de Surinaamse markt straks overspoeld zal worden met Europese producten, terwijl de exporten vanuit Suriname van goederen en vooral ook diensten minimaal voordeel zullen opleveren.
Erger nog is volgens haar het feit dat de aanbieders van diensten niet eens aan bod komen in de EU vanwege de hoge vereisten op de Europese markt. Zo maakt een Surinaamse architect volgens Naar maar weinig tot geen kans om de EU-markt te betreden, terwijl deskundigen vanuit de EU veel makkelijker toegang hebben tot de Cariforum-landen. Zorgwekkend is wel het feit dat er sancties berusten op het niet naleven van de verdragsvereisten. Naar geeft aan dat weliswaar beargumenteerd kan worden dat een land dat een verdrag wel ondertekend maar niet geratificeerd heeft, juridisch ook niet hieraan gebonden is. Er is naar haar mening dan ook geen reden tot paniek. Voorts zouden er alternatieve mogelijkheden zijn voor Suriname om te komen tot goede handelsovereenkomsten zoals die bijvoorbeeld onder de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) tot stand komen.
Het grootste zorgpunt voor Surinaamse exporteurs van goederen en diensten is het feit dat het exporteren buiten de EPA meestal veel duurder uitkomt en het proces om de Europese markt als individueel binnen te komen, veel ingewikkelder is. Belangrijker dan exportmogelijkheden is voor de lokale ondernemers echter dat de regering beter faciliterend optreedt ten opzichte van hen, zodat zij maximaal kunnen produceren, want zonder goede productie is er uiteraard geen sprake van export, redeneren zij. Als de ondernemers in staat zijn adequate en concurrerende productie te leveren dan is het vinden van een buitenlandse afzetmarkt volgens hen niet eens zozeer het probleem.
Tot slot waren alle partijen het erover eens dat de voor- en nadelen van de EPA tegen elkaar moeten worden afgewogen om tot de beste beslissing te komen, ongeacht wat deze ook zal zijn, zolang het belang van Suriname als handelspartner en met name de Surinaamse ondernemers, producenten en dienstverleners, voorop wordt gesteld.