Nederland heeft fouten gemaakt rondom de onafhankelijkheid van Suriname, erkent oud-minister Jan Pronk in zijn boek Suriname. Van wingewest tot natiestaat. “De sluier van wantrouwen blijft, zolang Nederland staatsgeheime documenten niet openbaar maakt.” Pronk heeft in zijn nieuwste boek geschreven over zijn worstelingen en dilemma’s tijdens zijn werk als minister van Ontwikkelingssamenwerking. In een interview met het Nederlands Dagblad gaat hij uitgebreid in op zijn nieuwe boek.
ADVERTENTIE |
“Had ik harder met de vuist op tafel moeten slaan? Moest ik me opener opstellen?” Tientallen jaren na de onafhankelijkheid van Suriname spoken er nog vragen en twijfels door het hoofd van Jan Pronk. De oud-minister was er tenslotte bij, toen in Paramaribo in 1975 de vlag werd gehezen. De voormalige Nederlandse kolonie, Suriname, ging op eigen benen staan. Daaraan voorafgaand was Pronk als Nederlands bewindspersoon betrokken bij de onderhandelingen.
Meer dan twee jaar geleden, nadat Pronk een hartinfarct had gekregen en hersteld was, gooide hij het roer om. Hij ging het rustiger aan doen en stelde een lijst op van landen waarover hij een boek wil uitbrengen. Na Rwanda is nu Suriname aan de beurt. In zijn nieuwe boek schrijft Pronk over zijn worstelingen en dilemma’s tijdens zijn werk als minister van Ontwikkelingssamenwerking (1973-1977).
“Het is geen historisch of journalistiek werk, maar een boek van een deelnemer van binnenuit. Daarvan zijn er maar weinig”, legt Pronk uit vanuit Zwitserland, waar hij in maart zijn tachtigste verjaardag vierde. Samen met zijn vrouw verblijft hij er langer dan gepland, als gevolg van de coronacrisis. “Verantwoording afleggen voor beslissingen die ik toen nam, waarvan ik niet wist of die juist waren. Dat doe ik met dit boek.”
Waarmee worstelde u destijds?
Ik liep rond met de vraag: was Suriname klaar om onafhankelijk te worden? Dat bepaalde Suriname natuurlijk zelf, niet wij van buitenaf. En áls het land er nog niet klaar voor was, dan was Nederland daarvoor medeverantwoordelijk. Op welke manier moest Nederland Suriname helpen onafhankelijk te worden? Met of zonder voorwaarden? Met veel of weinig steun?
Surinaamse onderhandelingspartners vonden dat wij ons gedeisd moesten houden. Ze zeiden: “Nee, jullie géven geen onafhankelijkheid, wij némen die. Hoezo ontwikkelingshulp, herstelbetalingen bedoel je.” Ze hadden gelijk. Tijdens het onderhandelen dacht ik: wat had ik gedaan in hun plaats? Als je louter westerse systemen en waarden als norm stelt, dan stel je jezelf neokoloniaal op.
Ik was me ook toentertijd bewust van “het westerse denken”. Van de econoom Jan Tinbergen had ik geleerd bescheiden op te treden. In die periode had ik ook contact met kerken in Latijns-Amerika, Afrika en Azië. “Als jonge, witte westerling werd me racisme, kolonialisme en imperialisme verweten. Mede daardoor had ik vroeg in de gaten dat westerse waarden niet heilig zijn voor iedereen.”
Welke fouten verwijt u Nederland en uzelf rondom de onafhankelijkheid van Suriname?
Te veel hulp heeft Suriname verleid tot weinig activiteit tussen 1975 en 1980. Daarnaast werd het opbouwen van een leger het land fataal. Ik was tegen een Surinaams leger en waarschuwde: bijna geen enkel ontwikkelingsland ter wereld is na onafhankelijkheid niet geplaagd door een staatsgreep. Toch heb ik Suriname niet kunnen tegenhouden. De door Desi Bouterse gepleegde coup in 1980 heeft onvermijdelijk geleid tot de Decembermoorden in 1982. Daarbij zijn vijftien vooraanstaande tegenstanders van het militaire regime van Bouterse geëxecuteerd.
“Ik blijf me daardoor afvragen: had ik niet anders kunnen optreden en harder nee kunnen zeggen? Toen Ronald Venetiaan in de jaren negentig aan de macht kwam in Suriname en schade van de vorige regering moest herstellen, heeft Nederland onvoldoende flexibel gereageerd. Had ik me opener opgesteld, dan geloof ik dat het moeilijker was voor Bouterse om eind jaren negentig opnieuw aan de macht te komen.”
Voelt u zich persoonlijk medeverantwoordelijk voor hoe Suriname zich heeft ontwikkeld?
Natuurlijk. Ik trad in de voetsporen van vorige ministers en had de verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen. Dat deed ik zo goed mogelijk, maar ik maakte fouten en dat moet ik beseffen. Als politicus moet je bereid zijn op je kop te krijgen en niet koste wat kost naar macht streven, waardoor je waarden uit het oog verliest. Ook al ben ik daar nooit volledig in geslaagd. We dragen allemaal historische verantwoordelijkheid met ons mee voor de manier waarop Suriname zich heeft ontwikkeld, en daarvoor zullen we nog generaties lang verantwoordelijk blijven. Suriname is door ons in elkaar gezet. Had Nederland dat niet gedaan, dan waren deze gevolgen er niet geweest.
U hebt het in uw boek over staatsgeheimen van Nederland over Suriname. Wat houden die in?
Het gaat om geheime staatsdocumenten van Nederland die gaan over de vraag of Nederland betrokken was bij de in 1980 gepleegde coup in Suriname. De Nederlandse kolonel Hans Valk speelde daarin een dubieuze rol. Premier Mark Rutte heeft besloten dat die geheime documenten pas in 2060 openbaar gemaakt mogen worden. Schandalig. Wie leeft er dan nog die te maken had met de coup? Niemand. Nederland is niet vies van kritiek leveren op Bouterse, maar Rutte wekt zelf de indruk dat de regering een hoop te verhullen heeft. Geen wonder dat er wordt gezegd dat de coup is gepleegd in een achterkamertje in Nederland. Wil de regering dat ontkennen, dan moet ze de bijlagen snel publiekelijk maken. Zo niet, dan blijft er tot 2060 een sluier van wantrouwen bestaan tussen Suriname en Nederland.
U hekelt de uitspraak Suriname is een failed state van minister Stef Blok.
Schandelijk, die opmerking. Bouterse kon worden verkozen binnen een democratische rechtsstaat. Dat etnische groepen elkaar naar het leven zouden staan is ook niet juist. Creolen, Hindostanen, Javanen en inheemsen zijn juist dichter naar elkaar toe gegroeid. Al zou er sprake zijn van een failed state, dan is dat het gevolg van het Nederlandse koloniale verleden. Die afstandelijke manier van omgaan met Suriname herken ik uit de jaren zeventig. Suriname is voor Nederland ver weg en speelde toen al geen belangrijke rol. Niemand voelde zich verantwoordelijk. Afstandelijkheid is gebleven.
Hoe kijkt u naar het racismedebat in Nederland?
Dat zal nog lang doorgaan, met een buitengewoon arrogante houding van witte Nederlanders op dat vlak. We zijn een hypocriet en naar binnen gekeerd land geworden, dat stelselmatig geroofde schatten uit het buitenland niet wil teruggeven, maar wel eisen stelt en andere landen op de vingers tikt. Daartegen heb ik als minister altijd geprobeerd te vechten. Ik geloof dat Nederland in de jaren zeventig toleranter was. We zijn verhard. Dat is ook te zien aan hoe we nu omgaan met vluchtelingen, met discussies over “echte en niet echte vluchtelingen”.
Hoe zou Nederland moeten omgaan met Suriname?
Zodra er in mei een nieuwe regering wordt gekozen, moet Nederland Suriname helpen problemen, veroorzaakt door een niet-democratische regering, de baas te worden, zodat het land niet opnieuw gaat bungelen. Nederland moet schoon schip maken door de geheimen openbaar te maken, en mensenrechten in Suriname garanderen, wat Nederland eerder natuurlijk niet heeft gedaan met zijn slavernijverleden en dwangarbeid.
Hoe denkt u over de toekomst van Suriname?
Kijk ik naar de komende verkiezingen, dan durf ik geen voorspelling te doen. Dat kon ik alleen in de jaren zeventig, toen ik meer van binnenuit kon kijken. De samenleving is nu minder afhankelijk van Nederland. Beter onderwijs en moedige voorlopers kunnen hoop geven op verandering. Maar ik vrees dat de psychologische terreur van Bouterse hem toch gaat helpen. Sommigen hebben het goed onder hem, maar velen zijn bang en jongeren missen kennis over de jaren tachtig. Bouterse is onderschat. Hij weet velen op knappe wijze te manipuleren, de macht te houden en mensen tegen elkaar uit te spelen. Het eindigt altijd een keer, maar voordat dat gebeurt, is er veel schade aangericht.
Nederlands Dagblad
Jan Pronk (1940) was minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de regeringen Den Uyl, Lubbers III en Kok I en minister van VROM in de regering-Kok II. Daarnaast was hij adjunct-secretaris-generaal van de UNCTAD, speciaal VN-gezant voor duurzame ontwikkeling en speciaal VN-gezant in Soedan. Jan Pronk is als emeritus professor Theory and Practice of International Development verbonden aan het Institute for Social Studies in Den Haag.