De Krijgsraad heeft Desi Bouterse vandaag weer veroordeeld. Het vonnis van 29 november 2019 tegen Bouterse blijft van kracht. In dat vonnis in het Decemberstrafproces werd aan de oud-president en oud-legerleider twintig jaar gevangenisstraf opgelegd voor zijn aandeel in de moorden van 8 december 1982 in Fort Zeelandia.
ADVERTENTIE |
Bouterse zelf was vandaag wegens ziekte niet aanwezig tijdens de zitting. Ook zijn raadsman Irvin Kanhai was niet aanwezig. Er is geen onmiddellijke gevangenneming gelast door de Krijgsraad.

Oneigenlijk gebruik
De Krijgsraad is van oordeel dat Bouterse oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van het rechtsmiddel ‘verzet’ door zich te beroepen op zijn zwijgrecht.
Tijdens zijn laatste woord bij de voortzetting van de verzetzaak op 30 juli gaf Bouterse aan dat hij in eerste instantie niet wilde participeren aan een strafproces dat zo overduidelijk de sporen vertoonde van vooringenomenheid en aansturing door de voormalige kolonisator.
De oud-legerleider heeft eveneens te kennen gegeven dat de Krijgsraad weinig kennis, heeft van militaire acties in de ruimste zin. “Uw academische kwalificaties zijn wat mij betreft ’top rank’, aan uw kennis van rechtswetenschap wordt dezerzijds absoluut niet getwijfeld. Maar het moest toch gezegd worden omdat deze kennis, deze militaire deskundigheid, anders wordt opgedaan, met veel modder aan de eigen laarzen en kennisoverdracht door instructeurs die in de meest complexe militaire situaties betrokken zijn geweest en die niet zelden zelf in een situatie van leven en dood hebben verkeerd,” gaf Bouterse aan.
Tijdens zijn laatste woord hield hij de Krijgsraad eveneens voor dat wat het eindoordeel van dit rechtsproces ook mag zijn, de geschiedenis hem zal vrijspreken van alle schuld aan het trieste en traumatische gebeuren van 8 december 1982.
Een wezenlijk deel van die geschiedenis ligt volgens de oud-president besloten in de documenten, die de voormalige kolonisator voor 60 jaar in haar kluizen heeft opgeborgen. In deze documenten gaat het volgens Bouterse niet om de problematiek van 1980 en het aandeel van de Nederlandse kolonel Hans Valk, maar om documenten van 1982. Bouterse is van oordeel dat hiermee op een afschuwelijke manier gepoogd wordt de aandacht van de relevante feiten af te leiden.