Het traditioneel gezag dat op 10 oktober aanwezig was bij de herdenkingsactiviteit in verband met de Dag der Marrons, is teleurgesteld over de afwezigheid van de regering op die dag. Op het Plein van 10 oktober 1760 werd er een plengoffer gedaan.
“Alla den taa lesi di un be kon dya na wi anga den be de dya dan san meke so wa sabi,” merkt kapitein Espee Pinas op die na lang wachten op vicepresident Ronnie Brunswijk met de towe wataa begon.
Tijdens de towe wataa werd er gebeden voor mama Sranan. Er werd aan de voorouders gevraagd om Suriname te helpen om uit de situatie te komen, waarin het land momenteel verkeert. “We begi gi den ede man ooktu meke tya a kondee bun. Un nai go naa bun se. Alla dey we go anga baka,” haalt Miranda Amijere aan die ook aanzat bij dit ritueel. Het aanwezige traditioneel gezag was niet te spreken over de prijzen in de winkels die voor velen niet betaalbaar zijn.
Ondanks de total lockdown heeft de Stichting 10 oktober 1760 de jaarlijkse rituelen die gepaard gaan met de herdenking van de Dag der Marrons uitgevoerd. Vele mensen konden daarom niet aanwezig zijn. “Het is een verplichting en we nemen niemand kwalijk die niet aanwezig was. Wij hebben ons deel kunnen doen,” zegt Leo Atoman, voorzitter van de stichting.
Voor Atoman is de strijd die door de marrons gevoerd wordt nog niet voorbij. De strijd gaat door. Dit, omdat het binnenland, waar de nazaten van de vrijheidsstrijders wonen, nog niet is ontwikkeld.
“Men praat over het ontwikkelen van het binnenland, maar we hebben nog niets gezien. Ook de poging tot ontwikkeling is nog niet ingezet. Wij gaan voor een stad, een industriestad in het binnenland. Niet omdat de Dag der Marrons een nationale vrije dag is, is dat ontwikkeling of omdat het op de kalender staat ziet men dat als ontwikkeling. Het brengen van een paar zakken rijst voor de mensen ziet men dat als ontwikkeling?, vraagt Atoman zich af.
Simone Awanna