Bij de lezing over de traktaten van de marrons en inheemsen en de daaropvolgende discussie over de grondenrechten van de inheemsen en tribale volken, is er speciale aandacht gevraagd voor het individueel recht binnen de collectieve rechten op de grond. Martin Misiedjan, ex-minister van Justitie en Politie, haalde aan dat de marrons niet meer collectief wonen.
“Geef me geen gebied, maar dan kan een individu niets op zijn eigen naam hebben. Nu zijn er al individuele rechten in het binnenland, want er zij concessies uitgegeven. Ik heb ook recht op iets op mijn naam in het binnenland, want internationaal is dat niet uitgesloten. Je mag me ook niet uitsluiten om iets op mijn naam te hebben,” stelde Misiedjan.
Hij gaf aan dat de ene persoon een perceel wil en de andere misschien een hotel wil bouwen. Er moet volgens hem een bepaling worden opgenomen dat de marrons ook recht hebben op individuele titels. Hij vroeg zich ook af hoe de marrons iets willen als ze niet zeker zijn dat zij het kunnen behouden.
Misiedjan vroeg om alertheid, omdat er concessies worden uitgegeven in de woon- en leefgebieden van de marrons. “Straks krijgen we een kale kip en van een kale kip kan je geen veren plukken,” aldus Misiedjan.
Patricia Meulenhof, voorzitter van de presidentiële grondenrechten commissie, zei dat er mogelijkheden zijn voor het individueel recht binnen het collectief recht. Ze gaf aan dat Suriname niet opnieuw het wiel hoeft uit te vinden. Er zijn genoeg voorbeelden waarnaar gekeken kan worden. Suriname is daarom in de positie om het beste te maken voor wat betreft het grondenrechtenvraagstuk.
“We kunnen afkijken van Guyana, Brazilië en Colombia waar gemeenschappen de bevoegdheid hebben om grond uit te geven, zodat men kan investeren,” deelde Meulenhof mee. Erkenning van de collectieve rechten wil volgens haar niet zeggen stilstand van ontwikkeling, maar dat het juist kan zorgen voor vergroting. Echter hangt het van de gemeenschappen af als de bewustwording er is en men weet hoe daarmee om te gaan. Deskundigen spelen hierin ook een belangrijke rol.
De rechten van derden die reeds gevestigd zijn in het binnenland, zijn volgens Meulenhof het grootste probleem. “Hoe gaan we doen met deze rechten? In het internationaal recht worden derden, die rechten hebben gekregen van de overheid en dus legaal daar zijn en geïnvesteerd hebben, ook beschermd,” zei Meulenhof.
Volgens de overgangsbepaling van de conceptwet komen de rechten van derden die rechten hebben gekregen op de grond en geen gebruik hebben gemaakt daarvan na aanname van de wet te vervallen. Als men deels gebruikmaakt van het recht, komt het deel dat niet gebruikt is ook te vervallen.
“Als je al een investering hebt gedaan ben je verplicht te gaan onderhandelen met de gemeenschappen in de omgeving om tot een overeenkomst te komen. De overheid die toestemming heeft gegeven moet het proces begeleiden,” benadrukte Meulenhof.
Voor het binnenland betekent dit, dat zij alvast hun onderhandelingsteam moeten regelen. Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken gaan zij naar de grondenrechtenkamer met speciale deskundigen om het geschil te beslechten.